spelling

spelling
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

spelling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

klinkers / vocalen
a             aa
e             ee
o             oo
u             uu
i                    

Slide 3 - Slide

dubbelklanken
ui
eu
oe
ei           ij
au         ou
ie

Slide 4 - Slide

consonanten /  medeklinkers

Slide 5 - Slide

lettergrepen

Slide 6 - Slide

1. lange klanken 
aa
aap
a-pen
ee
steen
ste-nen
oo
boom
bo-men
uu
buur
bu-ren

Slide 7 - Slide

 bij werkwoorden 






                                                  dit zijn open lettergrepen
Ik slaap.
Wij sla-pen.
Ik droom.
Wij dro-men.
Ik eet.
Wij e-ten.
Ik leer.
Wij leren.
Ik loop.
Wij lo-pen.
Ik huur een huis.
Wij hu-ren een huis.

Slide 8 - Slide

  bij adjectieven
De flat is hoog.
De ho-ge flat.
De flat is laag.
De la-ge flat.
De bal is raak.
De ra-ke bal.
Mijn glas is leeg.
Mijn le-ge glas.
Mijn broek is rood.
Mijn ro-de broek
Deze schoenen zijn duur.
Du-re schoenen.
De weg is breed.
De bre-de weg.

Slide 9 - Slide

pas op!
                                                                    dit zijn gesloten lettergrepen

aa
taart
taar-ten
oo
woord
woor-den
ee
beeld
feest
beel-den
fees-ten
uu
buurt
buur-ten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

een open lettergreep eindigt op een klinker
o-pen
bu-ren

ne-gen


Slide 12 - Slide

2. korte klanken
a
zak
za-kken 
zak-ken (<-> zaken)
e
stem
ste-mmen
stem-men
o
bot
bo-tten
bot-ten (<->boten)
u
zus
zu-ssen
zus-sen
i
tik
ti-kken
tik-ken
e
bed
be-dden
bed-den
a
bal
ba-llen
bal-len (<-> balen)

Slide 13 - Slide

bij werkwoorden
Ik val.
Jullie va-llen.
Ik ken jou.
Wij ke-nnen jou.
Ik kus je.
Wij ku-ssen elkaar.
Ik voetbal.
Zij voetba-llen.
Ik won de eerste prijs.
Wij wo-nnen de eerste prijs.

Slide 14 - Slide

bij adjectieven
Mijn glas is vol.
Mijn vo-lle glas.
Haar vriend is gek.
Haar ge-kke vriend.
Mijn broek is nat.
Mijn na-tte broek.
Die muziek is tof.
De to-ffe muziek.
Mijn broer is dik.
Mijn di-kke broer.

Slide 15 - Slide

let op!
Je moet hier letten op de klemtoon (accent):




Spreek je de e in het laatste stukje uit als een u? Dan geen verdubbeling.
Ik bestel een koffie.
Jullie bestellen een koffie.
Ik wandel in het park.
Zij wandelen in het park.
Ik herken jouw broer.
Wij herkennen jouw broer.
Ik open mijn boek.
Jullie openen je boek.

Slide 16 - Slide

Maak de oefening en het dictee.

Slide 17 - Slide

nog even dit!
Woordverlenging van woorden die eindigen op s en f.

Slide 18 - Slide

woorden die eindigen op s
reis
reizen
kies
kiezen
poes
poezen
laars
laarzen
boos
boze
Ik reis veel.
Zij reizen veel.
Ik kies dit.
Jullie kiezen dat.
De poes is ziek.
De poezen zijn ziek.
Een laars.
Twee laarzen.
De man is boos.
De boze man.

Slide 19 - Slide

woorden die eindigen op f
blijf
blijven
doof
dove
scheef
scheve
leef
leven
lief
lieve
Ik blijf thuis.
Zij blijven thuis.
Opa is doof.
Twee dove opa's.
Het dak is scheef.
Het scheve dak.
Ik leef.
Wij leven.
Mama is lief.
Lieve mama.

Slide 20 - Slide

uitzonderingen
dans
dansen
wens
wensen
fotograaf
fotografen
kruis
kruisen
Fries
Friese
Chinees
Chinese

Slide 21 - Slide

f na een korte klank blijft f
dof
doffe
laf
laffe
tof
toffe
duf
duffe

Slide 22 - Slide

maak de oefeningen

Slide 23 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 24 - Slide

Wat begrijp je nog niet?

Slide 25 - Slide

Ik begrijp de spelling nu
A
beter
B
slechter
C
een beetje
D
nog steeds niet

Slide 26 - Quiz