What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
ABR6 14.04.2025
Welkom!
14.04.2025
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Anders
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
35 slides
, with
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
180 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
14.04.2025
Slide 1 - Slide
Planning
Nieuws in makkelijke taal
Terugblik
Rest 6.7
6.8 ''En dan nog iets''
Herhaling thema 6
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Terugblik
Bespreken HW
Herhalen blauwe woorden (blz. 50)
Slide 5 - Slide
6.7
Hoe studeer jij?
Je leest een tekst in een lesboek en je wilt de informatie graag onthouden.
Wat doe jij?
Beantwoord opdr. 132
Bespreken
Slide 6 - Slide
6.7
Pak werkblad 6.7b
Lees tekst 6.7 nog een keer.
1. Wat is de titel van dit hoofdstuk uit het lesboek voor koks? Vul dit in bij [1] in het schema.
2. Uit welke paragrafen bestaat dit hoofdstuk? Vul deze titels in bij [2], [3] en [4] in het schema.
3. Uit welke twee delen bestaat de laatste paragraaf? Vul deze in bij [a] en [b] in het schema.
Bespreken
Slide 7 - Slide
6.7
Bekijk opdr. 133
Lees regel 43-62 (tekst blz. 48) nog een keer
Welke aantekeningen passen het beste bij de alinea?
Bespreken
Slide 8 - Slide
6.7
Bekijk het oranje blokje op blz. 55
Maak jij wel eens aantekeningen?
Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ja --> Hoe maak jij aantekeningen?
Slide 9 - Slide
6.7
Pak werkblad 6.7b
Lees de tekst
Waarover gaat de tekst?
Beantwoord opdr. 134
Bespreken
Slide 10 - Slide
6.7
Bekijk opdr. 135
Lees de tekst nog een keer
Welke woorden ken je niet? Onderstreep de woorden
Bekijk nog een keer het rode blokje op blz. 52
Zet een rondje om de verwijswoorden. Bij welke woorden/zinnen of stukje tekst hoort het verwijswoord?
Bespreken
Slide 11 - Slide
6.7
Bekijk opdr. 136
Welk stukje tekst is belangrijk of niet belangrijk?
Vul het schema in
Bespreken
Slide 12 - Slide
6.7
Werk zelfstandig: lees alinea 3 en 4 van de tekst
Zet een streep onder de belangrijke informatie
Werk daarna samen met een andere cursist:
Hebben jullie onder dezelfde informatie een streep gezet?
Slide 13 - Slide
6.7
Bekijk opdr. 138
Lees nog een keer alinea 2
Maak aantekeningen bij alinea 2.
Bekijk nog een keer de tips uit het oranje blokje op blz. 55
Slide 14 - Slide
6.7
Maak nu een samenvatting van de hele tekst van werkblad 6.7
Gebruik daarvoor jouw aantekeningen en onderstreepte stukken tekst
Klaar? Bespreek je samenvatting met je medecursist.
Wat hebben jullie hetzelfde? Wat is er anders?
Bespreken
Slide 15 - Slide
6.7
Pak werkblad 6.7c
Beantwoord de eerste stap (Wat zijn de belangrijkste dingen die je hebt geleerd in deze cursus) zelfstandig
Maak nu tweetallen.
Beantwoord samen stap 2
Maak nu viertallen --> Zoek een ander tweetal
Beantwoord samen stap 3
Stap 4: Een van de leden uit jullie groepje presenteert de resultaten
Slide 16 - Slide
6.8
Lees de tekst ''Gekke opleidingen in cursussen''
Bekijk opdr. 141
Samen bespreken
Slide 17 - Slide
Herhaling
Er (blz. 30)
Verwijswoorden (blz. 52)
Blauwe woorden
Andere onderwerpen herhalen?
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
www.dutchgrammar.com
Slide 20 - Link
onzetaal.nl
Slide 21 - Link
Oefening
Lees de zinnen bij opdr. 65/66/67
Bekijk de foto's
Schrijf vragen op over de foto's. Schrijf vragen op zoals bij opdr. 67
Schrijf antwoorden op je vragen op: gebruik in je antwoorden het woord ''er''
Probeer bij elke foto 4 vragen en zinnen op te schrijven
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Verwijswoorden (blz. 52)
Wat zijn verwijswoorden?
Wat kun je met verwijswoorden?
Met verwijswoorden wijs je een ander woord, een andere zin of een stukje tekst aan.
Je hebt 5 verwijswoorden: dit, dat, deze, die en het
Wanneer gebruik je welk woord?
Slide 29 - Slide
Verwijswoorden
Dat --> Waar is
het
woordenboek
?
Dat
ligt op de tafel.
Die --> Ik zoek
de
oplader
van mijn laptop.
Die
zat toch in mijn rugzak?
Dat en die gebruik je bij één ding of persoon. Dat gebruik je bij het-woorden en die gebruik je bij de-woorden
Slide 30 - Slide
Verwijswoorden
Deze en die
Deze en die verwijzen naar meerdere dingen of personen
Hier zijn
Dima en Léon
.
Deze cursisten
zijn nieuw in de groep.
In de kast liggen
kopjes
.
Die
kun je pakken voor de koffie.
Slide 31 - Slide
Verwijswoorden
Dit, dat en het verwijzen naar een zin of een stukje tekst.
Slide 32 - Slide
Verwijswoorden
Werkblad ''Extra grammatica 6.7: verwijswoorden''
Slide 33 - Slide
Blauwe woorden t/m blz. 23
Slide 34 - Slide
Blauwe woorden
Slide 35 - Slide
More lessons like this
ABT3 24.01.2025
January 2025
- Lesson with
12 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1
AOR4 05.06.2024
June 2024
- Lesson with
20 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1
ABR6 24.06.2024
June 2024
- Lesson with
20 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1
ABR7 07.04.2025
19 days ago
- Lesson with
25 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1
ABR7 08.04.2025
18 days ago
- Lesson with
23 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1
ABR7 03.06.2024
May 2024
- Lesson with
24 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1
ABR6 06.01.2025
January 2025
- Lesson with
19 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1
ABR7 03.12.2024
November 2024
- Lesson with
25 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1