Herhaling Taalverzorging h4,5,6

Herhaling Taalverzorging

Hoofdstuk 4, 5 en 6.

Dit gaan we doen:

• Tussenletters
• Werkwoordspelling
• Aan elkaar of los

DOEL

- je kunt tussenletters 

in samenstellingen 

goed spellen

spelling: tussenletters

Tussenletter in samenstellingen

3 soorten tussenletters:

Tussenletters –en
Tussenletter –e-
Tussenletter –s-

Tussenletters -e-

• Als het eerste woord een meervoud met -s heeft, gebruik je -e- als tussenletters.
• garage
• garages
• DUS:
• garagedeur
• garagebedrijf

Tussenletters -en-

• Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.
• Bananendoos
• Schoenenwinkel
• Kippensoep

Tussenletters gebruiken

Tussenletters -s:

De tussenletter -s kun je meestal horen.

spruitje + lucht = spruitjeslucht

Twijfel je over de tussenletter -s, omdat je deze niet goed hoort?

Vervang dan het tweede deel.

damesschoen, want het is ook damestoilet

Werkwoordspelling

Doel 

Je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling.

Spelling: werkwoordspelling

Vormen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Persoonsvorm verleden tijd 

Voltooid deelwoord 

Onvoltooid deelwoord 

Bijvoeglijk naamwoord

 

PVTT

PVVT

VD

OD

BNW

schema werkwoordspelling

de(n) of te(n)?

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't ex-kofschip.

1. hele werkwoord -en  = stam : branden / surfen
2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: brand / surf
3. nee: de(n): de(n)
4. ja: te(n): te(n)
5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen

1. hele werkwoord -en  = stam : verhuizen
2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
3. dus de(n)
4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord eindigt op een -d of een -t. 

Als je niet weet of het voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt, dan kun je het langer maken (in de verleden tijd).

Dus: 

Ik heb gerend. (want rende) 

Ik heb gefietst. (want fietste)

Ik heb gepakt. (want pakte)

Een bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord zo simpel mogelijk!

De nagekeken opdracht. 

Het vernielde voetbalveld.

De aangebrande aardappelen.

Aan elkaar of los

Je leert welke woorden je aan elkaar of los moet schrijven.

Aan elkaar of los?

In het Nederlands schrijf je twee of meer woorden aan elkaar als ze één begrip vormen. 

Dit doe je bijvoorbeeld bij:

• samenstellingen die bestaan uit twee of meer zelfstandige naamwoorden.
  

Bijvoorbeeld: kassabon, bibliotheekpas, motorbootverzekering.

• werkwoorden die beginnen met voorzetsels zoals na, op, over, uit.
  

Bijvoorbeeld:

– Ik heb de hond uitgelaten. Wij gaan de hond uitlaten.

• woorden met er-, daar-, hier- en waar- plus een voorzetsel.
  

Bijvoorbeeld: erin, daarachter, hierbij, waarover.

Quizzzz

Kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
paard + sport

1. paardesport
2. paardensport

Kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
voorjaar + storm

1. voorjaarsstorm
2. voorjaarstorm

kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
zon + scherm

1. zonnescherm
2. zonnenscherm

In de zin staat één woord los geschreven dat aan elkaar moet. Noteer de juiste schrijfwijze.

Martin, als jij niet een beetje door eet, kom je straks te laat op school!

Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden? 

Zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden

In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.

In de verleden tijd verandert de klank.

Kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
beer + sterk

1. berensterk
2. beresterk

In de zin staat één woord los geschreven dat aan elkaar moet. Noteer de juiste schrijfwijze.

Verdorie, ik ben met mijn broek in het prikken draad blijven hangen.

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

werkwoordspelling (t.t.)

1. hij bediend
2. hij bedient

In de zin staat één woord los geschreven dat aan elkaar moet. Noteer de juiste schrijfwijze.

Wil jij de tuinstoelen in klappen voor je ze in de schuur zet?

werkwoordspelling (v.t.)

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.

Aan elkaar of los?

1. Babybed
2. Baby bed

In de zin staat één woord los geschreven dat aan elkaar moet. Noteer de juiste schrijfwijze.

Wil je eerst even de hond uitlaten en daarna de vuilnis bakken buiten zetten?

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

1. Vindt
2. Vind

Aan elkaar of los?

1. Operatiekamer
2. Operatie kamer
3. Operatie-kamer

werkwoordspelling (v.t.)

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Werkwoordspelling

verstuurt vs verstuurd

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.

Aan elkaar of los?

1. Liefdesscène
2. Liefdes scène

werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?

1. word
2. wordt

Aan elkaar of los?

1. bananen schil
2. bananenschil

Aan elkaar of los?

1. minimum inkomen
2. minimuminkomen

Aan elkaar of los?

1. speur hond
2. speurhond

geen tussenletter

Tussenletter 

e

Tussenletters

en

Tussenletter

s

tomaat+sap

groente-soep

champignon+saus

gehakt+bal

rogge+brood

bakker+room

varken+vlees

geit+kaas

kalf+kroket

worst+broodje

koffie+kopje

garnaal+pastei

Aan elkaar of los?

1. Coronavirus
2. Corona virus

Aan elkaar of los?

1. barbecue vlees
2. barbecuevlees