Lezen H3 - les 4

Lezen H3
Argumentatie

Pak je leesboek
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen H3
Argumentatie

Pak je leesboek

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Herhaling theorie H3
  • Bespreken huiswerk H3 
  • Start H4 > klassikale oefening 
  • Uitleg theorie H4 
  • Zelfstandig aan de slag / toets inkijken

Slide 2 - Slide

Theorie
Een argumentatie bestaat uit twee delen:
- het standpunt of mening
- de argumenten

Slide 3 - Slide

Standpunt/mening: wat iemand vindt
Argumenten: waarom iemand iets vindt
Doel van een argumentatie is een ander overtuigen, zodat diegene het standpunt overneemt.

Slide 4 - Slide

soorten argumenten
Je hebt twee soorten argumenten:
- feitelijk: dit is te controleren en is waar of niet waar
- waarderend: dit is niet te controleren, kan voor iedereen anders zijn.

Slide 5 - Slide

enkelvoudige argumentatie
Bij het standpunt wordt maar één argument gegeven

Slide 6 - Slide

nevenschikkende argumentatie
Bij een standpunt worden meerdere argumenten gegeven. Elk argument staat op zichzelf.

Slide 7 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Hierbij krijgt een argument een eigen argument

Slide 8 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 5 van H3 Lezen

Controle met het rad!

Slide 9 - Slide

Opdracht 5
De antwoorden van de belangrijkste vragen komen in beeld.

Slide 10 - Slide

Start H4 Lezen
Tegenargumenten en weerleggingen

Slide 11 - Slide

Werk samen en zet de zinnen A tm K in de juiste volgorde. A en K staan al goed! 
a Als het mooi weer wordt, breekt er iedere keer weer een fietsersoorlog uit op de Nederlandse fietspaden. 
b Die ingrepen zijn echter helemaal niet nodig. 
c Er is een simpele, degelijke oplossing: fietsers moeten zich aan de verkeersregels houden. 
d Er zijn mensen die ingewikkelde maatregelen voorstellen om dit fietsprobleem op te lossen, zoals fietspaden aanleggen met gescheiden rijbanen om alle categorieën fietsers uit elkaar te houden. 
e Ook dat mag niet: als hinderen al verboden is, mag je natuurlijk helemaal geen gevaar veroorzaken. 
f Racers en kalm-aan-fietsers botsen namelijk, letterlijk en figuurlijk. 
g Toch is dat niet zo: het mag alleen als dat het verkeer niet hindert. 
h Verder zijn er fietsers die vinden dat ze altijd moeten kunnen passeren, zelfs als er geen ruimte is en andere fietsers in de verdrukking raken of bijna vallen. 
i Wat die regels betreft, moeten er wel eerst wat misverstanden uit de weg geruimd worden. 
j Zo denken veel fietsers dat naast elkaar fietsen een universeel mensenrecht is. 
k Dat staat allemaal in de wet! 
timer
7:00

Slide 12 - Slide

Werk samen en zet de zinnen A tm K in de juiste volgorde. A en K staan al goed! 
a Als het mooi weer wordt, breekt er iedere keer weer een fietsersoorlog uit op de Nederlandse fietspaden.
f Racers en kalm-aan-fietsers botsen namelijk, letterlijk en figuurlijk.
d Er zijn mensen die ingewikkelde maatregelen voorstellen om dit fietsprobleem op te lossen, zoals fietspaden aanleggen met gescheiden rijbanen om alle categorieën fietsers uit elkaar te houden.
b Die ingrepen zijn echter helemaal niet nodig.
c Er is een simpele, degelijke oplossing: fietsers moeten zich aan de verkeersregels houden.
i Wat die regels betreft, moeten er wel eerst wat misverstanden uit de weg geruimd worden.
j Zo denken veel fietsers dat naast elkaar fietsen een universeel mensenrecht is.
g Toch is dat niet zo: het mag alleen als dat het verkeer niet hindert.
h Verder zijn er fietsers die vinden dat ze altijd moeten kunnen passeren, zelfs als er geen ruimte is en andere fietsers in de verdrukking raken of bijna vallen.
e Ook dat mag niet: als hinderen al verboden is, mag je natuurlijk helemaal geen gevaar veroorzaken.
k Dat staat allemaal in de wet!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Betogende teksten
In een betoog:
  • inleiding
  • argumenten
  • tegenargumenten
  • weerlegging
  • conclusie

Slide 15 - Slide

Tegenargument
Je geeft redenen waarom iemand het niet eens zou kunnen zijn met je standpunt.
Signaalwoorden: dat blijkt uit, immers, want, omdat, etc.

Slide 16 - Slide

Weerlegging
Je geeft het tegenargument direct wéér een (voor)argument waardoor je het tegenargument weerlegt/ontkracht (minder sterk maakt).
Signaalwoorden (tegenstellend verband): tegenover, maar, hoewel, echter, toch, etc.

Slide 17 - Slide

Let op
In een betoog staan soms geen signaalwoorden omdat er een hele alinea gewijd is aan dit stuk. 
Wel heb je dan soms signaalwoorden waaraan je een opsomming herkent (ook, daarnaast, om te beginnen, bovendien) die de schrijver gebruikt om de verschillende argumenten te laten zien die horen bij zijn standpunt.

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1 van Lezen H4 (blz 107). Werk uit je boek.

Wil je de toets inzien? Loop dan (met maximaal 2 tegelijk!) naar voren. Hier ligt je toets klaar.

Slide 19 - Slide