Waar moet je fietsen? (les 6, deel 1)

1 / 29
next
Slide 1: Slide
VerkeerBasisschoolGroep 7

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

lesdoel

Belangrijke afspraken en begrippen die horen bij het fietsen op de goede plaats op de weg.

Tekens en verkeersborden die je tegen kunt komen als fietser.

Slide 2 - Slide

Mag je als fietser in het verkeer zomaar overal fietsen?
 
Nee.
Er zijn allerlei afspraken over waar je moet fietsen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Verplicht fietspad 


Fiets op het fietspad als dat er is. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Verplicht (brom)fietspad
fiets op het (brom)-fietspad als dat er is.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Niet-verplicht fietspad

Je bent niet verplicht hier te fietsen, 
maar het is wel zo veilig.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Fietsstrook

Dit zie je op de rijbaan. 
Fiets op de fietsstrook als dat er is.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wegversmalling

Fiets achter elkaar als de weg smal of druk is. 
Jonge, kleine kinderen fietsen voorop.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Woonerf
In een woonerf mag je op straat fietsen. 
Buiten een woonerf mag je alleen op straat fietsen als er geen (brom)fietspad of fietsstrook is. Jonge, kleine kinderen fietsen aan de binnenkant.

Slide 15 - Slide

Afspraken
Als er een fietspad of fietsstrook is, dan moet je daar fietsen.
Fiets op het niet-verplichte fietspad als dit er is.
Fiets altijd zoveel mogelijk rechts.
Jonge kinderen fietsen altijd aan de binnenkant. De begeleider aan de buitenkant.
Jonge kinderen fietsen voorop als de weg druk is of smal wordt. De begeleider fietst dan achter.

Slide 16 - Slide

Waar fietsen de mensen?
A
In de berm.
B
Op de rijbaan.
C
Op de stoep.
D
Op het fietspad.

Slide 17 - Quiz

Roos fietst met haar moeder.
A
Roos fietst aan de binnenkant en dat is onjuist.
B
Roos fietst aan de binnenkant en dat is juist

Slide 18 - Quiz

Welke uitspraak hoort niet bij veilig fietsen?
A
Je moet altijd zoveel mogelijk rechts fietsen.
B
Je moet altijd zoveel mogelijk links fietsen.

Slide 19 - Quiz


Roos en haar moeder fietsen goed.
Jonge kinderen fietsen aan de binnenkant.
De begeleider fietst aan de buitenkant.

Slide 20 - Slide

Wat kun je zeggen
over Stef en zijn vader?
A
Stef en zijn vader fietsen goed.
B
Stef en zijn vader fietsen niet goed.

Slide 21 - Quiz

Hoe zouden Stef en zijn vader moeten fietsen?

Slide 22 - Open question

Antwoord 

Stef moet aan de binnenkant fietsen en zijn vader moet aan de buitenkant fietsen. 

Slide 23 - Slide

Waar of niet waar.
De vader van Stef kan aan de buitenkant al het verkeer goed zien en dat is veilig.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz


A
Fietsers mogen hier rechtsaf slaan.
B
Fietsers mogen hier niet rechtsaf slaan.

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Waar of niet waar?
De fietser fietst op de goed plek.
A
De fietser mag hier niet fietsen.
B
De fietser mag hier wel fietsen.

Slide 27 - Quiz


Als het (brom) fietspad eindigt, mag je op straat verder fietsen.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video