Lezen/luisteren

Lezen/luisteren
Onderwerpen:
-Tekstsoorten + doelen
-Hoofd- en bijzaken
- Meningen, argumenten en conclusies.
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen/luisteren
Onderwerpen:
-Tekstsoorten + doelen
-Hoofd- en bijzaken
- Meningen, argumenten en conclusies.

Slide 1 - Slide

Tekstsoort+ doel
tekstsoort
tekstdoel
voorbeeld
informatie
informeren
nieuws-krant
tekst met mening
overtuigen
recensie
activerende tekst
activeren
aansporen
reclame
vermaak
amuseren
strip/leesboek

Slide 2 - Slide


Wat voor tekstsoort is dit?
A
Informatief
B
Instructief
C
Betogend
D
Verhalend

Slide 3 - Quiz


Wat voor tekstsoort is dit?
A
Informatief
B
Instructief
C
Betogend
D
Verhalend

Slide 4 - Quiz


Wat voor tekstsoort is dit?
A
Informatief
B
Instructief
C
Betogend
D
Verhalend

Slide 5 - Quiz


Wat voor tekstsoort is dit?
A
Informatief
B
Instructief
C
Betogend
D
Verhalend

Slide 6 - Quiz

Hoofd- en bijzaken
                                                                            Onderwerp van de tekst

                                                                                       Hoofddoel 
                                                       (informeren/overtuigen/instrueren/amuseren)

                                                       Hoofdzaken                                         Bijzaken
                            begin of einde van een tekst                                voorbeelden & extra uitleg
                     Feiten/eigenschappen onderwerp                          Verhelderen de tekst
    Hoofdzaken in één zin samen: hoofdgedachte                  anekdotes, grapjes, etc.

      Het herkennen van hoofd- en bijzaken moet je oefenen. Zie Studiemeter lezen & luisteren           

Slide 7 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij.
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij.
C
De samenvatting van een tekst.
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin.

Slide 8 - Quiz

Hoofd- en bijzaken

Slide 9 - Slide

Lees de tekst
Bedenk de soort tekst (informatie/ verhaal/ betoog/ activeren)
Bedenk het doel (informeren/ amuserend/ overtuigen/ activerend)
Bedenk het onderwerp (in 1 woord of korte zin)

Bedenk de hoofdgedachte (In 1 zin, waar gaat de tekst over)

Slide 10 - Slide

Wat is de hoofdgedachte in deze tekst
A
Bemoeizuchtige bijrijders kunnen zelfs de meest stoïcijnse chauffeurs tot waanzin drijven.
B
Commentaar van bemoeizuchtige bijrijders kunnen voor het perfecte rijgedrag zorgen voor zelfsturende auto's
C
De software neemt informatie op als een kind dat leert van zijn kibbelende ouders.
D
Als je slecht gedrag ziet en je weet hoe slecht het is, kan je daar veel van leren.

Slide 11 - Quiz

Wat wordt gebruikt om de aandacht van de lezer te trekken
A
Bemoeizuchtige bijrijders kunnen zelfs de meest stoïcijnse chauffeurs tot waanzin drijven.
B
Commentaar van bemoeizuchtige bijrijders kunnen voor het perfecte rijgedrag zorgen voor zelfsturende auto's
C
De software neemt informatie op als een kind dat leert van zijn kibbelende ouders.
D
Als je slecht gedrag ziet en je weet hoe slecht het is, kan je daar veel van leren.

Slide 12 - Quiz

Wat is een bijzaak?
A
Bemoeizuchtige bijrijders kunnen zelfs de meest stoïcijnse chauffeurs tot waanzin drijven.
B
Commentaar van bemoeizuchtige bijrijders kunnen voor het perfecte rijgedrag zorgen voor zelfsturende auto's
C
De software neemt informatie op als een kind dat leert van zijn kibbelende ouders.
D
Als je slecht gedrag ziet en je weet hoe slecht het is, kan je daar veel van leren.

Slide 13 - Quiz

 Mening, argument en conclusie

Slide 14 - Slide

Feit/mening/argument/conclusie
  • Feit           = controleerbaar
  • Mening     = ik vind, volgens mij, naar mijn mening
  • Argument = uitleg waarom je iets vindt (omdat, want, immers, namelijk)
  • Conclusie = dus, concluderend, dat betekent

Slide 15 - Slide

Woorden bij mening / standpunt
Signaalwoorden bij Argument
ik vind
Zij denkt dat
De schrijver is van mening dat
Onze conclusie is
Dus
Daarom
Kortom
Dat blijkt uit
immers
namelijk
omdat
de reden hiervoor
want

Slide 16 - Drag question

Objectief
Subjectief
Signaal-
woord
Drog-
reden
Feit
Betoog
Een onjuist argument
Verkeerde vergelijking
ook
Generali-satie
omdat
Het is zo
Mening
Persoonlijke mening
immers

Slide 17 - Drag question

Volgende les wil ik uitleg over:

Slide 18 - Open question