H8 financiële zelfredzaamheid

1 / 35
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Tekst

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Financiële zelfredzaamheid?
Even wat feitjes op een rij..
  • 83% van de Nederlanders spaart (17% dus niet)
  • circa 8% van de huishoudens leeft in armoede
  • 2,8% is miljonair (mede door huizenbezit)
  • het modale inkomen is € 38.000 bruto per jaar
  • dat is ongeveer € 2500 netto per maand
  • 1,5 vd 8 miljoen huishoudens een negatief vermogen (schulden)
  • 1,2 vd 8 miljoen huishoudens minder dan 5000 euro spaargeld
15% van de Nederlanders heeft te weinig kennis om financieel verstandige beslissingen te maken!

Slide 4 - Slide

Vrouwen economisch zelfstandig?
  • circa 65% kan financieel zelfstandig op eigen benen staat
  • ruim 80% van de mannen is economisch zelfstandig

  • meer vrouwen zijn (meer uren) gaan werken; de arbeidsparticipatie neemt vooral toe door o.a. goede kinderopvang en parttime werk
  • de zorg voor kinderen en huishouden wordt meer verdeeld
    met de vader/ man thuis

tot 1958 kreeg de vrouw op de dag van haar huwelijk ontslag van haar baas; 
dat was de wet toentertijd; vrouwen bestierden het huishouden en zorgden voor de kinderen

Slide 5 - Slide

vrouwen en mannen worden verschillend beoordeeld

Slide 6 - Slide

Wanneer uit huis, eerste kind, trouwen, met pensioen, overlijden

Slide 7 - Slide

Levenssituatie keuzes
  • studeren of gelijk gaan werken? (studielening)
  •  samenwonen; kopen of huren? (hypotheek)
  • kinderen: dus minder werken, hogere uitgaven?
  • scheiden, verhuizen?
  • (vroeger) met pensioen of doorwerken?
  • overlijden, erven, is alles goed geregeld?

Slide 8 - Slide

Trouwen of toch niet?

Slide 9 - Slide

wat vind jij het meest belangrijke in jouw toekomstige beroep?
A
hoogte van het salaris
B
het samenwerken met doelgroep (kinderen/ patiënten/ collega's)
C
de status/ het aanzien
D
nuttig zijn voor de samenleving

Slide 10 - Quiz

Verzekeren
Om grote financiële risico's op te vangen VERZEKEREN mensen zich. 

Het idee: elke maand betaal je een x bedrag aan premie, en ALS er dan wat gebeurt, krijg je de geleden schade uitbetaald. 

Deels zijn verzekeringen verplicht (= collectieve verzekeringen)
 deels mag je het zelf bepalen (= particuliere verzekeringen)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

welke soort verzekeringen ken je al?

Slide 13 - Mind map

Particuliere verzekeringen
sluit je zelf af bij een bank of verzekeraar

betaal je maandelijks premie voor 

zijn vrijwillig+ dekken persoonlijke risico's 
van voornamelijk bezit 


bijvoorbeeld: inboedelverzekering, fietsverzekering, reisverzekering, overlijdensrisicoverzekering, aansprakelijkheidsverzekering, rechtsbijstandverzekering, autoverzekering, uitvaartverzekering, enz enz

Slide 14 - Slide

Collectieve verzekeringen
worden geregeld door de overheid

betaal je meestal via je inkomstenbelasting

zijn verplicht; iedereen doet mee+ dekken risico's van verschillende levensgebeurtenissen

Bijvoorbeeld: volksverzekeringen als AOW, Wlz, Wajong, kinderbijslag, basis zorgverzekering, bijstand, en werknemersverzekeringen zoals de werkloosheidswet, ziektewet, WIA (arbeidsongeschiktheid),

Slide 15 - Slide

Zorgverzekering
In Nederland is de BASIS zorgverzekering verplicht; iedereen moet zich verzekeren+ de verzekeraars moeten je accepteren als klant (jong of oud, gezond of ziek)

De AANVULLENDE zorgverzekering is particulier (vrijwillig dus);
bijv. je tandartsverzekering, extra fysiobehandelingen, etc.

Slide 16 - Slide

Goede en slechte risico's 
Goede risico's zijn verzekerde klanten die weinig risico lopen op schade: ze betalen meer premie dan dat ze 'claimen' (laten uitkeren vanwege geleden schade)

Slechte risico's lopen veel risico op schade; ze ontvangen meer geld van de verzekeraar voor hun schade dan dat ze aan premie betalen; dure klanten dus

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Problemen in de verzekeringswereld
AVERECHTSE SELECTIE: goede risico's haken af (want geclaimde schade < premie) en slechte risico's blijven over (dure klanten want schade > premie)
OPLOSSING? 
- premiedifferentiatie
- eigen risico
- maximum claimbedrag

Slide 19 - Slide

Problemen in de verzekeringswereld
MOREEL WANGEDRAG: verzekerden gaan grotere risico's nemen, omdat ze toch verzekerd zijn

OPLOSSING? 
- premiedifferentiatie
- eigen risico
- maximum claimbedrag

Slide 20 - Slide

Wat betekent risicoaversie?
A
Angst voor risico's uit het verleden
B
Informatie zoeken over risico's
C
Roekeloos gedrag vertonen
D
De mate waarin mensen afkerig zijn van risico's

Slide 21 - Quiz

Wanneer je een verzekering afsluit betaal je als verzekeraar premie aan de verzekerde.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 22 - Quiz

Waarom betaal je vaak een gedeelte aan eigen risico wanneer je schade hebt?

Slide 23 - Open question

Wat is asymmetrische informatie?
A
Beide partijen hebben evenveel informatie
B
beide partijen hebben niet evenveel informatie
C
beide partijen hebben geen informatie
D
hebben beide partijen informatie?

Slide 24 - Quiz

Wat is averechtse selectie ?
A
als alleen de averechtse breisteken meetellen
B
als de slechte risico's de verzekering verlaten
C
Als de goede risico's de verzekering verlaten
D
als er wordt geselecteerd op foute voetballers

Slide 25 - Quiz

Wat betekent moral hazard?


A
na de overeenkomst gaat men zich slechter gedragen
B
na de overeenkomst gaat men zich beter gedragen
C
na de overeenkomst is er geen gedrag meer
D
na de overeenkomst komen er meer hazen

Slide 26 - Quiz

Goede risico's   -> claimen in verhouding minder schade
Slechte risico's  -> claimen in verhouding meer schade
Premiedifferentiatie:  

Slide 27 - Slide

Wat is premiedifferentiatie ?
A
Mensen een premie berekenen die veel te hoog is
B
Mensen een premie berekenen niet bij hun risico past
C
Mensen een premie berekenen die anders dan anders is
D
Mensen een premie berekenen die bij hun risico past

Slide 28 - Quiz

Tekst

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Voordeel huren
– niet lenen(geen risico), maar gewoon vaste maandelijkse lasten.
– geen zorgen over onderhoud, dat is een taak voor de verhuurder.
– vrijheid, opzeggen en wegwezen.
– huurstijging van de huur is beperkt.
– mogelijkheid van huursubsidie.
– wettelijke huurbescherming.
– steeds meer keuze in huurvormen.

Slide 31 - Slide

Nadeel huren
– moderniseren van de woning loont niet. Vaak moet de woning bij vertrek weer in de oorspronkelijke staat opgeleverd worden.

– weinig keuze en mogelijk lange wachttijden.

– huur wordt in de toekomst misschien afhankelijk gemaakt van het inkomen (heeft betrekking op de sociale woningbouw).

Slide 32 - Slide

Voordeel kopen
– met een eigen huis doe je wat je wil, jij bent de baas.

– mogelijke waardestijging. Crisis of niet, een huis is een belegging voor de lange termijn.

– meer keuze, geen wachtlijsten voor een goede woning.

– je profiteert van de hypotheekrenteaftrek. en de nationale hypotheekgarantie.

Slide 33 - Slide

Nadeel kopen
– het kopen van een huis kost veel geld, zoals overdrachtsbelasting.

– mogelijkheid van waardedaling. Als de markt tegenzit, kan het verkopen van een huis lang duren.

– het onderhoud is voor jou.

– woonlasten kunnen variëren door wijziging rente en onzekerheid over hypotheekrenteaftrek.

Slide 34 - Slide

Erven 
Een erfenis betreft alle schulden en bezittingen die een overledene achterlaat. 

Geen testament? Dan bepaalt het erfrecht welke nabestaanden welk deel krijgt.

Als de overlevende partner nog in het huis mag blijven wonen, noemen we dat vruchtgebruik. De andere erfgenamen krijgen de erfenis pas na het overlijden van de overlevende partner. 

Slide 35 - Slide