Schrijven 2 Beroepsgericht Nederlands

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Warming-up

Pak pen en papier.

Schrijf een verhaal in 5 minuten. Elke minuut krijg je een woord dat je in je verhaal verwerkt.
Probeer niet te veel na te denken en blijf schrijven!

Slide 2 - Slide

kapstok

Slide 3 - Slide

stoeptegel

Slide 4 - Slide

kreeft

Slide 5 - Slide

kater

Slide 6 - Slide

kramp

Slide 7 - Slide

Schrijven 1. formeel/informeel

Slide 8 - Slide

Lesdoelen


- Aan het einde van de les weet je het verschil tussen een formele tekst en een informele tekst
- Aan het einde van de les weet je het verschil tussen informeel en formeel taalgebruik

Slide 9 - Slide

Waar denk je aan bij
een formele tekst?

Slide 10 - Mind map

Waar denk je aan bij een
informele tekst?

Slide 11 - Mind map

Wat zijn de verschillen
qua stijl (aanhef, taalgebruik, etc.)

Slide 12 - Mind map

Formele teksten
- zakelijk
- klachtenbrief, sollicitatiebrief
- passende aanhef
- passend taalgebruik
- passende woordkeuzes
(jongeren - adolescenten)

Slide 13 - Slide

Informele teksten
- geen zakelijke teksten
- geboortekaartje, trouwkaartje, uitnodiging
- informeel taalgebruik
- makkelijke woorden
(adolescenten - jongeren)

Slide 14 - Slide

Wanneer formeel of informeel?
- doelgroep > leeftijd, status, relatie
- doel van de tekst > reclame, informatief
- afzender > grootte van organisatie  
- 'de koffieautomaatcheck'

Slide 15 - Slide

Een voorbeeld van een informele tekst is een?
A
sollicitatiebrief
B
uitnodiging
C
klachtenbrief
D
berichtje van jouw broer

Slide 16 - Quiz

Welke aanhef gebruik je bij een informele tekst?
A
Geachte
B
Beste
C
Hai
D
Hoi

Slide 17 - Quiz

Schrijf de volgende aanhef formeel:
Hoi Jan Dijk,

Slide 18 - Open question

'Adolescenten' is een?
A
Informeel woord
B
Formeel woord

Slide 19 - Quiz

Schrijf de volgende slotgroet informeel: Groetjes,
Jan

Slide 20 - Open question

Bij een formele tekst gebruik je?
A
je
B
u
C
geachte
D
hoi

Slide 21 - Quiz

Schrijf de volgende zin formeel:
Wat een tof gesprek hadden we met elkaar afgelopen maandag over project X!

Slide 22 - Open question

Welke teksten vind je het moeilijkst om te schrijven?
Informeel
Formeel

Slide 23 - Poll

Opdracht
- Ga naar de laatste schrijfopdracht

Ga na in je opdracht of je overal het juiste taalgebruik (formeel of informeel) hebt gebruikt. Past dit bij de opdracht? 

Laat je schrijfopdrachten lezendoor een klasgenoot en vraag feedback

- Kijk dit ook na op een recent aangemaakte ticket.




Slide 24 - Slide

Lesdoelen


- Aan het einde van de les weet je het verschil tussen een formele tekst en een informele tekst
- Aan het einde van de les weet je het verschil tussen informeel en formeel taalgebruik

Slide 25 - Slide