Les 7 H18

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Les 7 H18

Programma

1. Inleiding
2. Uitleg (kort)
3. Aan de slag
4. Slot

boer

inkomen van de een

visser

uitgaven van de ander

Bestedingen van de een = het inkomen van de ander

Inkomen: C + S
Inkomen = factorbeloningen (Y)

Bestedingen: C + I
Bestedingen = Productie = W = Y

Y = W
inkomen = bestedingen
I = S (getallenvoorbeeld)

W = C + I

(uitgaven/ bestedingen/ productie)

Y = C + S

(inkomen)

Hoeveel Big Macs kun je kopen?

NL (EUR 3,50 / 3,80 USD)

(Billy kast van IKEA)

Aan de slag

Opgave Hand Out

Les 7 H18

Programma

1. Inleiding
2. Uitleg (kort)
3. Aan de slag
4. Slot

Investeringen

Investeringen: aanschaf kapitaal-goederen (bruto-investeringen)

Vervangingsinvesteringen (afschrijvingen)

Uitbreidingsinvesteringen (netto-investeringen)

Investeringen

Investeringen: aanschaf kapitaal-goederen (bruto-investeringen)

Vervangingsinvesteringen (afschrijvingen)

Uitbreidingsinvesteringen (netto-investeringen)

aan de slag

18.1, 18.3, 18.4,

18.5, 186, 18.15, 18.16

aan de slag

18.1, 18.3, 18.4,

18.6, 18.12

Les 7 (vervolg) H18

Overheid komt er bij!

Taken overheid:

1. collectieve goederen (defensie, dijken)
   
2. quasi collectieve goederen (ziekenhuizen, scholen)
   
3. inkomensoverdrachten (uitkeringen, toeslagen, etc)
   

1 en 2: overheidsbestedingen (O)
3. inkomensoverdrachten
1, 2 en 3: overheidsuitgaven

Overheid komt er bij!

Belasting betalen over inkomen (B)

Overheid besteed geld (O)

Y = W (inkomen = productie)

W = C + I + O

Y = C + S + B

(S-I) = (O-B) of (S-I) + (B-O) = 0

Overheid komt er bij!

• Belasting betalen over inkomen (B)

• Overheid besteedt geld (O), dit komt bij ondernemingen terecht
• Overheid betaalt geld aan ambtenaren (huishoudens, Yov)
• Inkomensoverdrachten doen niet mee
  

Y = W (inkomen = productie)
W = C + I + O
Y = C + S + B
(S-I) = (O-B) of (S-I) + (B-O) = 0

Quiz

Wat is waar?

1. De inkomsten van de ander zijn de uitgaven van de ander
2. De uitgaven van de een zijn de inkomsten van de ander

Wat is juist?

1. Y = C + I + O + (E-M)
2. Y = C + S + O + (E-M)
3. Y = C + I+ B
4. Y = C+ I + O - (E + M)

In een economie met alleen huishoudens en ondernemingen geldt:

1. I = S
2. S-I = 0
3. C+S = C + I
4. alle antwoorden zijn juist

Een tekort van de overheid, kun je zo omschrijven

1. B > O
2. B-O = 0
3. B < O
4. B = O

Als je de belastingen verlaagt gaat altijd de Consumptie omhoog en groeit de economie

1. juist
2. onjuist

Als de overheidsuitgaven toenemen, gaat de economie altijd groeien (als de rest in de economie gelijk bljift)

1. juist
2. onjuist

Wat is juist?

1. spaarsaldo van de private markt is gelijk aan: (S-I)
2. spaarsaldo van de overheid is gelijk aan (B-O)
3. Een tekort van de overheid wordt gefinancierd door een overschot in de particuliere sector
4. alles is juist

Bestedingen (W) = C + I + O

 Let op:  W = Y

Y = C + S + B

Maak een pijltjes-schema

Ieder pijltje is een GELDSTROOM

Huishoudens (C en B)

Overheid (O en ambtenarensalarissen)

Bedrijven (I en beloningen productie factoren)

Financiele Instellingen (S en..)

Nieuwe kringloop!

opbouw doornemen klassikaal

aan de slag

18.13, 18.14, 18.15 (samen)

18.19  (alleen, huiswerk)

slot

Wat heb je geleerd?

huiswerk

18.6
18.12