Regelmatige werkwoorden
1 / 12
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Ik ... koffie.
A
drinkt
B
drink
C
drinken
D
drinke
Slide 2 - Quiz
Jij ... haast.
A
hebben
B
heb
C
heeft
D
hebt
Slide 3 - Quiz
U ... naar school.
A
moet
B
moesten
C
moette
D
moeten
Slide 4 - Quiz
Jullie ... te laat.
A
bent
B
zijn
C
is
D
ben
Slide 5 - Quiz
De kinderen ... naar de muziek.
A
luistert
B
luister
C
luisteren
D
luisten
Slide 6 - Quiz
Ik begrijp het niet. ... jij het?
A
Begrijpt
B
Begrijpen
C
Begrijpte
D
Begrijp
Slide 7 - Quiz
Hij ... niet veel thee.
A
drinkt
B
drinken
C
drink
D
drinkte
Slide 8 - Quiz
Morgen ... wij geen les.
A
heeft
B
heb
C
hebt
D
hebben
Slide 9 - Quiz
U ... van harte welkom.
A
is
B
bent
C
zijn
D
ben
Slide 10 - Quiz
Sarah ... graag televisie.
A
kijken
B
kijkt
C
kijkten
D
kijk
Slide 11 - Quiz
Jij ... het antwoord.
A
weet
B
weten
C
wet
D
wetten
