V2 H27 Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welkom

V2TB!

Boek lezen

Taalverzorging 27: spelling alle werkwoordsvormen

Doel: Je leert alle werkwoordsvormen spellen en kennis van vorig jaar ophalen.

Hoe spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd?

1. met 't kofschip of 't sexy fokschaap
2. op gevoel
3. ik-vorm of ik-vorm + t
4. stam + t

Hoe spel je de persoonsvorm verleden tijd?

1. met 't kofschip of 't sexy fokschaap
2. op gevoel
3. ik-vorm of ik-vorm + t
4. stam + t

Hoe spel je het voltooid deelwoord?

1. met 't kofschip of 't sexy fokschaap
2. op gevoel
3. ik-vorm of ik-vorm + t
4. stam + t

Hoe spel je het onvoltooid deelwoord?

1. met 't kofschip of 't sexy fokschaap
2. op gevoel
3. ik-vorm of ik-vorm + t
4. hele ww/infinitief + d

Waarom ............(kleden) je je toch niet wat netter?

1. kleedt
2. kleed
3. kleet

... (onthouden) je dat tot morgen?

1. onthoud
2. onthoudt
3. onthout

Werkwoordspelling

1. Hoe oud word je moeder morgen?
2. Hoe oud wordt je moeder morgen?

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling

1. Hij zaagd het hout..
2. Hij zaagt het hout.
3. Hij zaagdt het hout.

Werkwoordspelling

1. Zij downloadt het document
2. Zij download het document

werkwoordspelling

1. Hij heeft de boel belazerd.
2. Hij heeft de boel belazert.

werkwoordspelling

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

werkwoordspelling

1. hij bediend
2. hij bedient

werkwoordspelling

1. Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
2. Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
3. Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
4. Gisteren zijn we naar Waspik verhuist.

Hij heeft afgelopen weekend flink ... (gamen).

1. gegamed
2. gamet
3. gegamet

Zij heeft het aan mij ... (beloven).

1. belooft
2. beloofd
3. beloven

Heb je die heerlijke appeltaart al ... (proeven)?

1. geproefd
2. geproeft
3. geproeven

Ik ben in mijn leven wel 3 keer ... (verhuizen)!

1. verhuist
2. verhuisd
3. verhuizen

De baby heeft de hele middag naar zijn oppas ... (glimlachen).

1. glimgelachen
2. geglimlacht
3. glimgelacht

... (fietsen) gaan de leerlingen altijd naar school.

1. lopen
2. gelopen
3. lopend
4. liepen