Epilepsie

Epilepsie 


1 / 13
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Epilepsie 


Slide 1 - Slide

Laten we rustig beginnen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Verschillende soorten aanvallen


Slide 4 - Slide

Focale aanval met intacte gewaarwording


 Het bewustzijn blijft helder bij deze aanvallen. De duur varieert van seconden tot minuten. Een aanval kan zo licht zijn dat omstanders er niets van merken.

Slide 5 - Slide

Focale aanval met verminderde gewaarwording

   

De zorgvrager heeft een verlaagd bewustzijn en kan verward zijn.

Slide 6 - Slide

Tonisch-clonische aanval 
Soms zien zorgvragers of hun omgeving een tonisch-clonische aanval al dagen aankomen. De aanval begint soms met een focale aanval of ‘aura’. Daarna volgen drie fasen.
1. De tonische fase duurt ongeveer een halve minuut. De zorgvrager verkrampt, doordat alle spieren zich aanspannen. De zorgvrager is bewusteloos en voelt niets. 
2. De clonische fase duurt een halve tot anderhalve minuut. Het lichaam verslapt en verkrampt afwisselend, waardoor armen, benen en gezicht schokken. De ademhaling komt weer op gang. Het opgehoopte speeksel, soms vermengd met wat bloed, wordt als schuim naar buiten geblazen.
3. De verslappingsfase kan één of meer minuten duren. De schokken nemen geleidelijk af en de periodes van verslapping nemen toe, totdat het hele lichaam ontspannen is. De zorgvrager ziet vaak bleek en ademt diep en rochelend. 

Als de zorgvrager bijkomt, is hij verward en heeft hij hoofdpijn. Meestal wil hij slapen, soms gaat de bewusteloosheid direct over in slaap. De herstelfase kan vijf minuten tot langer dan een dag duren.

Slide 7 - Slide

Absences en myoclonische aanval


Absences komen vooral voor op jonge leeftijd, tweemaal vaker bij meisjes dan bij jongens. 
Bij een absence staart de zorgvrager drie tot dertig seconden voor zich uit en gaat dan weer door met zijn bezigheden. Absences vallen vaak pas op als ze heel vaak optreden.
Atypische absences zijn absences met bijkomende verschijnselen zoals automatismen, spiertrekkingen of spierkrampen.
Bij myoclonische absences treden massale spierschokken op in het gezicht (vooral rond de mond), in de armen en benen en vooral bij de schouders. Het bewustzijn is minder verstoord dan bij gewone absences. Het kind kan door de schokken vallen.
Bij een myoclonische aanval heeft de zorgvrager schokjes, doordat de spieren in zijn armen of benen zich plotseling samentrekken. Het bewustzijn is niet merkbaar verstoord. Een myoclonische aanval duurt kort en de zorgvrager herstelt zich snel.

Slide 8 - Slide

Welke anti-epilepsie VOORKOMEN aanvallen
A
Carbamazepine, valproinezuur, levetiracetam, fenobarbital
B
valproinezuur, fenobarbital
C
levetiracetam, Carbamazepine
D
fenobarbital

Slide 9 - Quiz

Welke medicatie is er om een aanval te stoppen?
A
clonazepam, diazepam
B
clonazepam
C
diazepam
D
geen

Slide 10 - Quiz

Hoe kan je helpen tijdens een aanval
Tijdens een grote aanval blijf je kalm en blijf je bij de zorgvrager. Let op de tijd. Bescherm het hoofd van de zorgvrager met je handen of met een kussen. Verwijder harde of scherpe voorwerpen in de buurt. Maak strakke kleding los en neem de bril af. Houd lichaamsbewegingen niet tegen en stop niets in de mond of tussen de tanden. Geef geen water en vervoer de zorgvrager niet.


Slide 11 - Slide

Als een aanval langer dan vijf minuten duurt, is medisch ingrijpen noodzakelijk. Als een arts coupeer- of noodmedicatie heeft voorgeschreven, dien je deze toe. Dat kan een rectiole zijn, die je via de anus toedient, een neusspray of druppels die in de wangzak worden toegediend. Als er geen noodmedicatie is voorgeschreven of als deze na enkele minuten nog niet helpt, waarschuw je direct de arts. Bel 112 als er geen arts bereikbaar is.

Slide 12 - Slide





Na een grote aanval wacht je tot de zorgvrager weer ontspannen is. Dan leg je de zorgvrager in een stabiele zijligging. Blijf bij de zorgvrager en stel hem gerust. Controleer of hij niet gewond is geraakt en onderneem zo nodig actie. Zorg dat de zorgvrager goed thuis of op de juiste afdeling komt.

Slide 13 - Slide