This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
wat zijn voorbehouden handelingen?
Slide 2 - Open question
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
een risicovolle handeling is altijd een voorbehouden handeling
A
klopt
B
klopt niet
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
een patiënt mag de behandelingsovereenkomst zomaar beëindigen volgens de WGBO een arts niet.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
een zorginstelling hoeft geen klachtenregeling te hebben
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
wanneer ben je bevoegd en wanneer bekwaam?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Joris werkt als verpleegkundige. Hij verzorgd samen met een verzorgende IG de neus-maagsonde van een cliënt. Joris ziet dat de cliënt al weer goed zelfstandig kan eten. Daarom vraagt hij de verzorgende om maandagochtend de sonde te verwijderen. De verzorgende is hiervoor opgeleid en heeft dit al vaker gedaan.
Mag Joris de IG-er opdracht geven de neus-maagsonde te verwijderen?
A
ja, want de verzorgende is bekwaam in het verwijderen van een neus-maagsonde
B
ja, want het verwijderen van een neus-maagsonde is geen voorbehouden handeling.
C
nee, want een verzorgende IG mag geen voorbehouden handelingen uitvoeren
D
nee, want Joris mag geen opdracht geven tot het uitvoeren van voorbehouden handelingen.
Slide 18 - Quiz
verpleegkundige Harald werkt al 3 jaar in het ziekenhuis. Tijdens zijn opleiding heeft hij geleerd hoe hij een katheter moet inbrengen. Sinds een jaar werkt Harald op een afdeling waar hij nog nooit een katheter heeft hoeven plaatsen. Vandaag vraagt de arts hem om dit te doen bij een cliënt. Harald twijfelt of hij dit nog wel kan. Hij weet niet meer precies hoe dat moet.
Wat moet Harald doen?
A
de opdracht gewoon aannemen, want de arts is verantwoordelijk en hij vindt Harald bekwaam
B
de opdracht gewoon aannemen, want Harald heeft in de praktijk bewezen dat hij bekwaam is
C
de opdracht niet aannemen, want Harald is niet bevoegd meer naar een jaar
D
de opdracht niet aannemen, want Harald voelt zich niet bekwaam en is zelf verantwoordelijk