Les 32: Het gebruik van voornaamwoorden onderzoeken deel 2

Les 32: Het gebruik van 

voornaamwoorden onderzoeken (les 2)
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 32: Het gebruik van 

voornaamwoorden onderzoeken (les 2)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

p.329

Slide 15 - Slide

p.329

Slide 16 - Slide

p.329

Slide 17 - Slide

p.329

Slide 18 - Slide

p.329

Slide 19 - Slide

p.329

Slide 20 - Slide

p.330

Slide 21 - Slide

Welke woorden maken op de tegels duidelijk dat je informatie zoekt?
A
Wat - wie - idioot - mop
B
we - we - welke - wat
C
Wat - wie - welke - wat
D
wat - we - welke - motorfiets

Slide 22 - Quiz

p.330

Slide 23 - Slide

Wie komt volgende week spreken?
Wat heeft de schrijfster jou verteld?
p.330

Slide 24 - Slide

p.330

Slide 25 - Slide

DE GROTE VOORNAAMWOORDENQUIZ!

Slide 26 - Slide

Bestel DEZE periscoopbril.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 27 - Quiz

Door de afstelmogelijkheden is de bril voor IEDEREEN toegankelijk.
A
Onbepaald voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord
D
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 28 - Quiz

WAT zijn de grote gezondheidsvoordelen?
A
Onbepaald voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 29 - Quiz

ONZE prismabril helpt je een boek te lezen.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Wederkerig voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 30 - Quiz

ENKELE bijzonderheden
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Wederkerend voornaamwoord

Slide 31 - Quiz

Je kan deze bril alleen over JE bril dragen.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Wederkerend voornaamwoord

Slide 32 - Quiz

HIJ bestaat uit een houder en een brekingslens.
A
Wederkerend voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 33 - Quiz

DIE bevindt zich in de bril van de houder.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 34 - Quiz

Die bevindt ZICH in de bril van de houder.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 35 - Quiz

De steunen en het frame zijn aan ELKAAR bevestigd.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 36 - Quiz

Maak nu oef 17 en 18.
p. 331

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

EINDE

Slide 40 - Slide