Quiz 2 Diabetes

Wat is de werking van de alvleesklier?
A
Het geeft eiwitten af voor de spijsvertering
B
Het geeft 1 hormoon af aan het bloed
C
Zorgt ervoor dat de bloedsuikers in balans blijven
D
Het maakt cholesterol aan
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnBeroepsopleiding

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Wat is de werking van de alvleesklier?
A
Het geeft eiwitten af voor de spijsvertering
B
Het geeft 1 hormoon af aan het bloed
C
Zorgt ervoor dat de bloedsuikers in balans blijven
D
Het maakt cholesterol aan

Slide 1 - Quiz

Welk type diabetes is insulineafhankelijk?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 2 - Quiz

Het hormoon insuline zorgt ervoor dat de weefsels glucose opnemen. Hierdoor komt het bloedsuikergehalte weer in balans
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Hormoon dat glycogeen wordt omgezet in glucose
Glucosegehalte
Insuline
Diabetes
Glucose
Glucagon

Slide 4 - Drag question

Waarom moet de metformine tijdens (of na) het eten ingenomen worden?
A
Omdat er dan minder bijwerkingen zijn
B
Omdat een cliënt anders een hyper kan krijgen.

Slide 5 - Quiz

Kan metformine zorgen voor een hypo, als een diabeet het inneemt zonder erbij te eten?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Hoeveel eenheden mag je per keer per injectie toedienen?
A
Max. 50 eenheden
B
Max. 60 eenheden
C
Geen maximum
D
Max. 80 eenheden

Slide 7 - Quiz

Waarom mag je niet stuwen bij een vingerprik?
A
Kapot maken hemoglobine
B
Hemoglobine vermengt zich met witte bloedcellen
C
Komt wondvocht bij opening
D
Wond heelt minder goed.

Slide 8 - Quiz

Bij minder dan/gelijk aan hoeveel troebele insuline gebruik je een nieuwe pen?
A
12IE
B
10IE
C
15IE
D
Pen mag leeg gespoten worden bij client

Slide 9 - Quiz

Wanneer dien je een glucagon injectie toe?
A
Bij een hyper, wanneer iemand buiten bewustzijn is
B
Bij een hypo, wanneer iemand buiten bewustzijn is
C
Bij een hypo, wanneer iemand niet wil eten of drinken
D
Bij een hyper wanneer iemand niet wil drinken

Slide 10 - Quiz

Wat doet insuline?
A
Regelt de glucosestofwisseling
B
Regelt de bloedglucosewaarde
C
Brandstof voor het leveren van energie
D
Een stofje uit voeding; bv. uit banaan

Slide 11 - Quiz

Het hebben van dorst, veel plassen en moeheid is een teken van..?
A
Een hypo
B
Een hyper

Slide 12 - Quiz

Iemand ziet erg bleek, heeft hoofdpijn, is moe en beeft. Wat is er aan de hand?
A
Hypo
B
Hyper

Slide 13 - Quiz

Wat kan een oorzaak van een hypo zijn?
A
Te weinig of anders eten
B
Verkeerd spuiten
C
Teveel sporten
D
Alle bovenstaande antwoorden

Slide 14 - Quiz

Waarom bemoeilijkt diabetes de wondgenezing?
A
Diabetes verandert de eiwitstructuren en bloedcirculatie
B
Diabetes veranderd de pijnsensatie en opbouw van de huid
C
Hoge glucosewaarde kan de wondgenezing stagneren.
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 15 - Quiz

Wat kan geen oorzaak zijn van een hyper?
A
Te vet eten
B
Te weinig gegeten
C
Verkeerd spuiten
D
Ziekte

Slide 16 - Quiz

Welke antwoorden zijn juist?
A
Glucose wordt door glucagon omgezet in energie.
B
Glucose wordt door insuline omgezet in energie.
C
Glycogeen wordt door insuline omgezet in glucose.
D
Glycogeen wordt door glucagon omgezet in glucose.

Slide 17 - Quiz

Wat is de voorkeursplaats van injecteren bij een langwerkende insuline?
A
In de buik
B
In de arm
C
Maakt niet uit
D
In het been

Slide 18 - Quiz

Waarom zijn vele of langdurige hyperglycemieën schadelijk voor het lichaam?
A
Ze putten de alvleesklier uit, minder insuline aanmaak
B
Ze slibben de bloedvaten dicht
C
Ze veroorzaken schade aan kleine bloedvaten, bijv in de hersenen

Slide 19 - Quiz

Is injecteren een risicovolle of een voorbehouden handeling?
A
Risicovol
B
Voorbehouden
C
Geen van beide

Slide 20 - Quiz