2.3 Werkwoordspelling herh + voltooid deelwoord

WELKOM
3 Kader
Welkom 

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

WELKOM
3 Kader
Welkom 

Slide 1 - Slide


Wat gaan we doen?

Slide 2 - Slide

Hoe en wat gaan we doen....
Presentie
2 minuten
LessonUp :  Herhalen en oefenen
20 minuten
Taal Integraal 
Paars blok 3 Voltooid deelwoord
10 minuten
Nieuwsquiz
20 minuten

Slide 3 - Slide

Doel van deze lessen reeks:
Correct kunnen schrijven van:
  • Persoonsvorm t.t. 
  • Persoonsvorm v.t. 
  • Voltooid deelwoord 

Slide 4 - Slide

Vorige les: Stam en ik-vorm t.t. 

Slide 5 - Slide

p.v. tegenwoordige tijd (stam+t)
hele werkwoord: lopen          stam = lop
ik                                 loop                       
hij                               loopt
wij                              lopen

Slide 6 - Slide

p.v. tegenwoordige tijd (stam+t)
hele werkwoord: leven          stam = lev
ik                                 leef                       
jij /hij                         leeft
wij                              leven

Slide 7 - Slide

Wat is de STAM van BELEVEN?
A
beleef
B
beleev
C
belef
D
belev

Slide 8 - Quiz

p.v. tegenwoordige tijd (stam+t)
hele werkwoord: worden          stam = word
ik                                 word
jij /hij leeft               wordt
wij                               worden
                                     word  jij? 

Slide 9 - Slide

Wat is de IK-VORM van BELEVEN?
A
beleef
B
beleev
C
belef
D
belev

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

p.v. verleden tijd --> sterk werkwoord:
hele werkwoord: lopen
ik liep
hij liep
wij liepen

Slide 12 - Slide

p.v. verleden tijd --> zwak werkwoord
hele werkwoord: Branden
ik brand
hij brandde
wij brandden

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

VANDAAG: Voltooid deelwoord
  • Wat je wilt vertellen is als gebeurd. --> Het is al af, er gebeurt niets meer.
  • Herkennen :
    Begint vaak met ge, be, ver, ont of her
    Gewerkt, begroet, verrast, ontwikkeld, herplaatst.
  • Let op! Kijk of het tegenwoordige tijd is! Het voltooid deelwoord wordt altijd gebruikt in de verleden tijd.  (verzinnen)

Wanneer schrijf je een voltooid deelwoord met een T of een D?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Het voltooid deelwoord van verven
Hij heeft vorig jaar zijn huis nog ..............

Slide 17 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in van GEBEUREN

Er is deze week veel ..........

Slide 18 - Open question

Het voltooid deelwoord van ZOEVEN

Hij is op zijn racefiets voorbij ...............

Slide 19 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in van beloven

Anna heeft haar vriend een mooi cadeau ........

Slide 20 - Open question

Vul het voltooid deelwoord in van begroeten

Hij heeft zijn buurman vriendelijk ...........

Slide 21 - Open question

Voltooid deelwoord
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 22 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten

Slide 23 - Quiz

Wat is het rode woord?


Wie betaalt jouw telefoonabonnement?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 24 - Quiz

Wat is het rode woord?


Zijn onze drankjes betaald?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 25 - Quiz

Wat is het rode woord?


Zijn onze drankjes betaald?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 26 - Quiz

Wat is het rode woord?


Dat gelooft toch niemand.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 27 - Quiz

Wat is het rode woord?


Ik heb nooit in Sinterklaas geloofd
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Link