2.4 elektriciteit en veiligheid

2.4 
Electriciteit en veiligheid
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.4 
Electriciteit en veiligheid

Slide 1 - Slide

Doelen van de les
De leerling kent de gevaren van elektriciteit
De leerling kan veiligheidsmaatregelen in huis noemen en kent de onderdelen in de meterkast
De leerlingen kent de begrippen randaarde en aardlekschakelaar

Slide 2 - Slide

Planning van de les
Korte herhaling paragraaf 3

introductie paragraaf 4

Zelfstandig aan de slag

Slide 3 - Slide

We spreken van overbelasting
als we zoveel stroom vragen, 
dat de totale stroomsterkte in 
een groep boven de 16 A uitkomt. 

We kijken daarbij vaak naar het totale vermogen. Een groep kan maximaal (230 V x 16 A = ) 3680 W hebben.

Slide 4 - Slide

Bij kortsluiting neemt de stroom
een kortere weg (de weg van de 
minste weerstand). Normaal bepaald 
een apparaat in de kring hoeveel stroom
er nodig is.
Als de stroom een kortere weg kan nemen, is de weerstand vaak heel erg laag. De stroom wordt dan heel erg hoog en schakeld dan uit.

Slide 5 - Slide

Meterkast

Slide 6 - Slide

Randaarde beschermt:
A
Het huis tegen brand
B
De mens tegen stroom

Slide 7 - Quiz

Randaarde zit op apparaten met:
A
Een houten omhulsel
B
Een metalen omhulsel

Slide 8 - Quiz

Apparaten hebben vaak een kunstof omhulsel. Dit bied bescherming voor:
A
Het huis
B
De mens

Slide 9 - Quiz

De aardlekschakelaar beschermt:
A
Het huis
B
De mens

Slide 10 - Quiz

De aardlekschakelaar onderbreekt de stroomkring als:
A
Het stroomsterkte verschil kleiner is dan 30 mA
B
Het stroomsterkte verschil groter is dan 30 mA

Slide 11 - Quiz

Het is toch helemaal fout gegaan, en een huisgenoot staat onder stroom. Ik:
A
Grijp hem vast en trek hem weg van de bron.
B
Ik pak een houten bezemsteel en sla hem weg van de bron.

Slide 12 - Quiz