Werkwoord vervoegen 2




Het is vandaag
dinsdag..
De datum is
22 oktober 2024.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 34 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson




Het is vandaag
dinsdag..
De datum is
22 oktober 2024.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • oefenen met het werkwoord
  • voorlezen

Slide 2 - Slide

De stam krijgt een uitgang
Enkelvoud
ik 
jij, hij, zij
stam
stam
+ t
Meervoud
wij, jullie, zij
stam
+ en
= het hele werkwoord

Slide 3 - Slide

Klanken
Lange klanken zijn:
naam / boom / muur / been

Korte klanken zijn:
map / mok / juf / pen / kin

Slide 4 - Slide

Lange klank
Korte klank
Wat hoor je?
Lange
klank
Korte
klank

Slide 5 - Slide

Werkwoorden: korte klank
Bij een korte klank verandert de stam

pakken               pak-                 ik pak, jij pakt, hij pakt
leggen               leg-                ik leg, jij legt, zij legt


Na een korte klank, schrijf je in de stam maar 1 medeklinker.


Slide 6 - Slide

Let op: korte klank
  • zeggen
  • plakken
  • tellen
  • knippen
  • liggen
  • zitten
Schrijf in je schrift:
  • de stam
  • de ik-vorm
  • de jij-vorm 
  • de hij/zij-vorm

Slide 7 - Slide

Werkwoorden: lange klank
Bij een lange klank verandert de stam ook. 

horen                hoor-                  ik hoor, jij hoort, zij hoort


Omdat de klank lang is, schrijf je 2 klinkers

Slide 8 - Slide

Let op: lange klank

  • leren
  • lopen
  • praten
  • heten
  • maken
Schrijf in je schrift:
  • de stam
  • de ik-vorm
  • de jij-vorm 
  • de hij/zij-vorm

Slide 9 - Slide

Maak de oefening
Als je klaar bent
lever je de oefening bij mij in

Slide 10 - Slide

BOGGLE
maak zo veel mogelijk woorden
met de 16 letters

bijvoorbeeld
p-r-o-e-f = 3 punten
m-e-e-s-t-e-r = 5 punten

Slide 11 - Slide

Wat heb je geleerd?
  • je kunt werkwoorden met 
      korte en lange klanken 
       vervoegen

Slide 12 - Slide

volgende les
werkwoorden met z en v
lezen     schrijven

Slide 13 - Slide

Ik kan
de voorzetsels 
na, bij, achter, voor, boven en onder 
gebruiken




Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Gezin en familie

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Werkwoorden

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Mijn familie

Slide 20 - Slide

Mijn stamboom
Mijn moeder heet ...
Ik heb ... broer(s).
Ik heb ... zus(sen).
Mijn ouders wonen in ...

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Het woord



- - - - - - - - - - - - - 

Slide 23 - Slide

Wat is je telefoonnummer?

Slide 24 - Slide

Maak de oefeningen
Bladzijde 122 - 125

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Tekst met leestekens
Mijn naam is Stella en ik ben zestien jaar oud. Ik woon samen met mijn ouders en broer in Rotterdam. Mijn vader heet Jan en is veertig jaar oud. Mijn moeder heet Estelle en is achtendertig jaar oud. Zij zijn samen al meer dan tien jaar getrouwd.

Schrijf in je schrift:
  • Wanneer schrijf je een punt?
  • Wanneer schrijf je een woord met een hoofdletter?


Slide 27 - Slide

  • Hoe laat is het?
  • Stop!
  • Ik heb slecht geslapen.
  • Wat zegt u?
  • Gefeliciteerd!
  • Morgen is het woensdag.
Punt  .

Aan het einde van een zin.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Slide

Kijk naar de woorden 
timer
2:00

Slide 31 - Slide

timer
2:00
Schrijf de woorden op

Slide 32 - Slide

Week 4 09-25 ISK-G

Slide 33 - Slide

Wedstrijdje

Slide 34 - Slide