Samenvatting hoofdstuk 6 burgerschap

Welke begrippen horen bij het parlement en welke bij de regering? 
Zet de begrippen in de juiste kolom.
Parlement
Regering
Minister
ministerie

minister-president
Staatssecretaris
volksvertegenwoordigers
staatshoofd
1 / 12
next
Slide 1: Drag question
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welke begrippen horen bij het parlement en welke bij de regering? 
Zet de begrippen in de juiste kolom.
Parlement
Regering
Minister
ministerie

minister-president
Staatssecretaris
volksvertegenwoordigers
staatshoofd

Slide 1 - Drag question

De minister van Defensie is een lid van de regering.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

In een politieke partij zitten mensen met ongeveer dezelfde ideeën over de samenleving.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

De staatssecretaris is de baas van de ministers.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een regering heeft vaak 65 zetels in de Tweede Kamer
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Een lid van een politieke partij noem je ook wel een minister.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Lees de onderstaande verkiezingsleus.
Leg met behulp van de leus de begrippen democratie en volksvertegenwoordigers uit.

"Namens jou. Voor betere kansen voor iedereen."

Slide 7 - Open question

De politieke partijen in Nederland kun je verdelen in verschillende________________

_________________________________ gaan uit van een idee van gelijkheid.

_________________________________ gaan uit van een idee van vrijheid.

_________________________________ gaan uit van Christelijke normen en waarden.

Partijen die uitgaan van __________________________________  kun je niet bij deze stromingen indelen. Zij baseren hun standpunten vaak op gevoelens van ontevredenheid die in de samenleving leving.
Christelijke partijen
liberalen
stromingen
populisme
Sociaaldemocratische partijen

Slide 8 - Drag question

Wat doen politieke partijen tijdens een verkiezingscampagne? Geef tenminste 2 voorbeelden.

Slide 9 - Open question

Welke Nederlandse en Europese instanties kun je met elkaar vergelijken? Verbind.
Nederland
Regering
Tweede kamer
Europees parlement
Europese commissie
Europese Unie

Slide 10 - Drag question

Hoe kun je gebruik maken van vrij verkeer in de Europese Unie? Noem een voorbeeld

Slide 11 - Open question

Einde
Je hebt alle vragen beantwoord. Wat was je score? 

Slide 12 - Slide