Les 10: laatste les voor proefwerk

havo-3 chapitre 6
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

havo-3 chapitre 6
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!

Slide 1 - Slide

Répéter:
grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat over vergelijkingen.

Als je personen, dingen of dieren met elkaar wilt vergelijken, dan gebruiken we in het Nederlands altijd 1 van de volgende 3 vergelijkingen.
- meer ... dan
- minder ... dan
- even ... als

Dit is in het Frans net zo. Kijk goed naar de verschillende vergelijkingen in de volgende slides.
Neem over wat je over wilt nemen :)!

Slide 2 - Slide

Vergelijkingen:
de vertalingen
Meer ... dan: plus (bijvoeglijk naamwoord) que

Minder ... dan: moins (bijvoeglijk naamwoord) que

Even ... als: aussi (bijvoeglijk naamwoord) que

Let er wel op dat de vorm van het bijvoeglijk naamwoord altijd op de eerste persoon in de vergelijking slaat!
In de volgende slide staan wat voorbeelden.

Slide 3 - Slide

Vergelijkingen:
Een aantal voorbeelden
Plus ... que
Paul est plus sportif que Pauline.
Pauline est plus sportive que Léo.

Moins ... que
Paul est moins grand que Pauline.
Pauline est moins grande que Léo.

Aussi ... que
Paul est aussi beau que Pauline.
Pauline est aussi belle que Léo.

Slide 4 - Slide

Vergelijkingen:
de uitzondering
Alle vormen veranderen mee met de eerste persoon in de vergelijking, zoals je net zag in de voorbeelden. 
Er is 1 bijvoeglijk naamwoord dat net iets anders gaat: meilleur.

Beter dan (dus meer goed dan), vertaal je zonder het woord 'plus'.

Paul est meilleur que Pauline.
Pauline est meilleure que Léo.

Slide 5 - Slide


Vertaal de vergelijking tussen haakjes.   (intelligenter dan)

Les filles sont ________ les garçons?

Slide 6 - Open question


Vertaal de vergelijking tussen haakjes. (net zo serieus als)

Je pense que les garçons sont ________ les filles?

Slide 7 - Open question


Vertaal de vergelijking tussen haakjes. (minder sportief dan)

Ma mère est ________ mon père.

Slide 8 - Open question


Vertaal de vergelijking tussen haakjes. (beter dan)

Je trouve que Nathan est ________ moi au foot.

Slide 9 - Open question

Répéter:
grammaire H
Dit grammatica-onderdeel gaat over de woordvolgorde in het Frans.
Het zal je de afgelopen jaren ongetwijfeld zijn opgevallen dat deze niet hetzelfde is als die in het Nederlands.

Je krijgt straks 3 slides te zien. Neem over wat je over wilt nemen, maar hou er rekening mee dat je straks op de toets een zin in de juiste volgorde moet zetten.

Slide 10 - Slide

De woordvolgorde:
de werkwoorden
Regel: werkwoorden staan in het Frans altijd bij elkaar!

Soms worden ze echter van elkaar gescheiden door 1 of 2 woorden.

Bijvoorbeeld:
- een ontkenning
Je n'aime pas jouer à la console
- woorden als: souvent, toujours, encore, bien, mal, beaucoup en déjà.
J'aime toujours manger de la salade.

Slide 11 - Slide

De woordvolgorde:
de bepaling van tijd/plaats
Een tijds- of een plaatsbepaling kan op 2 plekken in de zin staan.
Het maakt niet uit welke van de 2 plekken je kiest.

Een tijdsbepaling kan aan het einde van de zin:
Je vais acheter un T-shirt demain.

Maar kan ook aan het begin van de zin:
Demain, je vais acheter un T-shirt.

Dus: (tijd/plaats) + onderwerp + werkwoorden + lijdend/meewerkend voorwerp + (tijd/plaats)

Slide 12 - Slide


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

arriver - ma mère - à 20.00h - va

Slide 13 - Open question


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

viennent - à la fête - mes amis - aujourd'hui

Slide 14 - Open question


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

beaucoup - appris - les cours de français - dans - j'ai

Slide 15 - Open question


Zet de volgende woorden in de goede volgorde.

ma chambre - je - nettoyer - n'aime pas - aujourd'hui

Slide 16 - Open question

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: écouter
- Luister naar het fragment en geef antwoord op de vragen (A/B/C)

Opdracht 2: vocabulaire
- Kies van de 2 schuingedrukte woorden het juiste woord.
- Zet de Franse woorden in de juiste zin.
- Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.

Opdracht 3: grammaire
- Vertaal de vergelijking en vul de juiste vorm in.
- Zet de woorden in de juiste volgorde.

Slide 17 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen naar het Frans.

Opdracht 5: leesvaardigheid
- Beantwoord de vragen over de tekst.
- Raad de betekenis van de onderstreepte woorden uit de tekst. Je hebt keuzemogelijkheden. 

Slide 18 - Slide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 6

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (vergelijkingen)
- grammaire H (de woordvolgorde)

Slide 19 - Slide