Opfriscursus begrijpend lezen

Opfriscursus begrijpend lezen
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opfriscursus begrijpend lezen

Slide 1 - Slide

Begrijpend lezen: SE & CE
Tekstsoorten | Onderwerp en hoofdgedachte | Tekstdelen | Verbanden en signaalwoorden | Hoofdzaken en bijzaken | Argumenteren

Slide 2 - Slide

Meerkeuzevragen

Stap 1: Lees eerst alleen de vraag.
Stap 2: Lees nog een keer het tekstgedeelte.
Stap 3: Zoek in de tekst zelf het antwoord op de vraag.
Stap 4: Vergelijk jouw antwoord met de antwoorden bij de vraag.
Streep de antwoorden weg die niet goed zijn. Kies het beste antwoord.

Slide 3 - Slide

Open vragen
Leg uit / Verklaar: geef een uitleg in je eigen woorden. Schrijf dus geen zinnen uit de tekst over.
Noem twee ... / Welke twee ...: schrijf dan twee dingen op. Niet meer, alleen de eerste twee worden nagekeken.
Citeer een zin: schrijf de eerste twee woorden van een zin op en de laatste twee woorden. Daartussen gebruik je drie punten.

Slide 4 - Slide

Oefenen CE : tekstfragment
Tips voor aanpak van leesteksten:
- Maak een keuze in leesaanpak:
  • Snelle lezer? --> eerst hele tekst scannend lezen + nog eens m.b.v. de vragen
  • Langzame lezer? --> doorloop de tekst eerst fragmentarisch (inleiding / kern / slot) m.b.v. de vragen (een / twee vragen per keer)
- Markeer altijd opvallende woorden 
- Zet sterretjes of uitroeptekens en ga verder. Kijk later nog eens.
- Altijd iets invullen!
- Lees je antwoorden na op duidelijkheid

Slide 5 - Slide

Tekstsoorten
Tekstsoorten worden bepaald door het tekstdoel:
1. Informeren
2. Activeren
3. Overtuigen
4. Beschouwen
5. Amuseren

Slide 6 - Slide

Handleiding
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 7 - Quiz

Advertentie
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
beschouwen

Slide 8 - Quiz

Een roman
A
informeren
B
activeren
C
beschouwen
D
amuseren

Slide 9 - Quiz

Vragen in toetsen/SE's/examens gaan vaak over:

betoog
beschouwing
uiteenzetting

Slide 10 - Slide

Artikel: 'Corona is gewoon een griep, het waait vanzelf wel over en ik vind vaccineren dan ook onzin'
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteetzetting

Slide 11 - Quiz

Artikel: 'Het schijnt dat jongeren eerder aan een baan komen als ze een diploma op zak hebben, dit komt naar voren uit het onderzoek.'
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 12 - Quiz

Artikel: 'Wijn drinken heeft zijn voor- en nadelen. Het is goed voor de bloedvaten maar teveel alcohol kan juist weer schade aan het lichaam aanbrengen.'
A
betoog
B
beschouwing
C
uiteenzetting

Slide 13 - Quiz

Dus...
Betoog = mening van de schrijver, er wordt veel geschreven in de ik-vorm

Beschouwing = eigen mening schrijver wordt niet verteld, wel worden voor- en nadelen over een onderwerp verteld en/of de mening van anderen

Uiteenzetting = een informerende tekst over feiten, er komen geen meningen in voor

Slide 14 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte
Bijna  áltijd wordt in een toets, SE & CE gevraagd naar het onderwerp en de hoofdgedachte. 

Wat is het verschil nou eigenlijk?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Tekstdelen
Inleiding - belangstelling wekken, onderwerp introduceren, deelonderwerpen aankondigen

Kern - deelonderwerpen worden beschreven, heeft vaak meerdere alinea's

Slot -  samenvatting, conclusie, oproep, aanbeveling, bevat soms de hoofdgedachte


Slide 17 - Slide

De meeste teksten zijn vaak opgebouwd volgens een vaste structuur.

Let bij het maken v/e keuze altijd op de tekstsoort!

Slide 18 - Slide

De zeven vaste tekstructuren
  • Argumentatie structuur
  • Aspectenstructuur
  • Verklaringstructuur
  • Voor- en nadelenstructuur
  • Probleem- oplossingsstructuur
  • Verleden-heden(-toekomst) structuur
  • Vraag-antwoord structuur 

Slide 19 - Slide

1. Probleem/oplossingstructuur
  • Inleiding: probleem
  • Middenstuk: gevolgen / oorzaken / oplossingen
  • Slot: de beste oplossing / samenvatting / aanbeveling

Probleem-oplossingsstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat kunnen we doen om Coronabesmettingen op scholen te voorkomen?")

Slide 20 - Slide

2. Verklaringsstructuur
  • Inleiding: bepaald verschijnsel
  • Middenstuk: kenmerken / voorbeelden verklaringen /oorzaak / reden
  • Slot: samenvatting

Verklaringsstructuur (bijv. een artikel met de titel "Waarom zijn er in de USA relatief veel Coronaslachtoffers?" 

Slide 21 - Slide

3. Verleden-heden-(toekomst)structuur
Inleiding: introductie onderwerp
Middenstuk: situatie vroeger, situatie nu (of: ontwikkeling van vroeger naar nu)
Slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst.

Verleden-heden-toekomststructuur (bijv. een artikel met de titel "Hoe ging men in het verleden om met virussen en kunnen we daar iets van leren?")

Slide 22 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 23 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 24 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 25 - Slide

4. Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt // tegenargument // weerlegging
  • Slot: herhaling stelling // beantwoorden van de vraag 

Argumentatiestructuur (bijv. een artikel met de titel "Het vaccineren van kinderen is onzin" 

Slide 26 - Slide

5. Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft het Coronavirus op jongeren?" 

Slide 27 - Slide

6. Voor- en nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen// nadelen
  • Slot: afweging // conclusie 

Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?"

Slide 28 - Slide

7. Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen tegen het coronavirus?" 

Slide 29 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur

Slide 30 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur

Slide 31 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur

Slide 32 - Slide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 33 - Slide

Vaste tekststructuren
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting

Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger 
situatie nu
conclusie / 
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing

Slide 34 - Slide

Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 35 - Quiz

Welke tekststructuur past niet bij een betoog?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 36 - Quiz

Verklaringsstructuur
- inleiding: bepaald verschijnsel
- kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden
- slot: ?
Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling

Slide 37 - Quiz

Inleiding: onderwerp
middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp worden besproken
slot: samenvatting
Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
argumentatiestructuur
B
voor en nadelen structuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 38 - Quiz

Een tekst waarin wordt uitgelegd hoe het broeikaseffect is ontstaan, is een ....
A
Tekst met verklaringsstructuur
B
Tekst met voor- en nadelenstructuur
C
Tekst met argumentatiestructuur

Slide 39 - Quiz

Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor/nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur

Slide 40 - Quiz

Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting

A
aspectenstructuur
B
onderwerpstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
vraag- en antwoordstructuur

Slide 41 - Quiz

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 42 - Quiz