12.2 De lever V5 2324

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.2 Processen in de lever
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 46 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.2 Processen in de lever

Slide 1 - Slide

Doel 11.2 
4. Je beschrijft de bouw en functies van de lever
5a. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van koolhydraten
5b. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van vetten
5c. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van eiwitten/ aminozuren



Slide 2 - Slide

Vraag
Wat weet je nog over de lever uit het hoofdstuk Voeding en vertering en bloedsomloop.
Schrijf op (2 min).
(Waar zit de lever, welke functie in de vertering, welke aan-en afvoerende vloedvaten)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Bloed aan-/ afvoer
Aanvoerende bloedvaten:
Leverslagader en poortader (vanaf de 
darmen)

Afvoerend bloedvat:
Leverader

Slide 5 - Slide

Leverlobje

Sinusoïde

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Zijn de pijlen juist weergegeven?

A: P wel, Q wel
B: P wel, Q niet
C: P niet, Q wel
D: P niet, Q niet

Slide 8 - Slide

Zijn de pijlen juist weergegeven?

A: P wel, Q wel
B: P wel, Q niet
C: P niet, Q wel
D: P niet, Q niet

Slide 9 - Slide

Functies van de lever
De lever heeft veel verschillende functies:
Afweer
Aanmaak nuttige stoffen (koolhydraat-/ vet-/ eiwitstofwisseling)
Afbraak schadelijke stoffen
Opslag
Overig



Slide 10 - Slide

Functies van de lever
Afweer

Slide 11 - Slide

Afweer
In de wand van de sinusoïden bevinden zich Kupffercellen.
Deze cellen breken schimmels, bacteriën, parasieten en celresten af.

Slide 12 - Slide

Functies van de lever
koolhydraatstofwisseling



Slide 13 - Slide

Koolhydraatstofwisseling 
Bij een hoog bloedsuikergehalte zetten levercellen glucose uit het bloed om in glycogeen (onder invloed van insuline uit de alvleesklier)= glycogenese

Glucose
Glycogeen

Slide 14 - Slide

Koolhydraatstofwisseling 
Bij een laag bloedsuikergehalte zetten levercellen glycogeen om in glucose en geven dat af aan het bloed (onder invloed van glucagon uit de alvleesklier)

Glucose
Glycogeen

Slide 15 - Slide

Koolhydraatstofwisseling 
Wanneer de glycogeenvoorraad onvoldoende is voor de energiebehoefte wordt door de lever glucose gemaakt uit andere voedingsstoffen = gluconeogenese


Vetten
Aminozuren
Glucose

Slide 16 - Slide

Vraag
De schommelingen in glucosegehalte van het bloed in de poortader, in de leverader en in de leverslagader worden met elkaar vergeleken. In welk van deze bloedvaten is het verschil tussen het minimum en het maximum glucosegehalte van het bloed het kleinst en in welk het grootst? Leg uit.

Slide 17 - Slide

Functies van de lever
vetstofwisseling



Slide 18 - Slide

Vetstofwisseling 
De lever zet vetachtige stoffen om naar lipoproteïnen waardoor de hydrofobe vetten wel in het bloedplasma vervoerd kunnen worden (H11). 
LDL en HDL blaasjes.




Slide 19 - Slide

Vetstofwisseling 


Essentiële vetzuren kan de lever niet maken. Die moet je via je voeding binnen krijgen (H11).

De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)





Nutteloze vetzuren
Nuttige vetzuren

Slide 20 - Slide

Vetstofwisseling 
Vetten worden in het lichaam gebruikt als energiebron, bouwstof, bescherming. 
Overbodige vetten worden afgescheiden in de vorm van cholesterol of galzure zouten (gal) 





Slide 21 - Slide

Vetstofwisseling 
De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)

Cholesterol is de basis voor de aanmaak van sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen)
Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit





Slide 22 - Slide

Functies van de lever
eiwitstofwisseling



Slide 23 - Slide

Eiwitstofwisseling 
De lever kan aminozuren omzetten in andere aminozuren -> transaminering




Slide 24 - Slide

Vraag
Hieronder een aantal stoffen die in het lichaam van de mens voorkomen:
1) aminozuren
2) koolhydraten
3) eiwitten
Van welke van deze stoffen kan in de lever de concentratie in het bloed gewijzigd worden? Leg uit.

Slide 25 - Slide

Eiwitstofwisseling 
Overtollige aminozuren worden door de lever afgebroken (er is geen ‘voorraad’). 

De lever produceert ook verschillende plasma-eiwitten (eiwitten in het bloed).

Slide 26 - Slide

Eiwitstofwisseling - afbraak
Deaminering: stikstofgroep wordt verwijderd -> ureum wordt gevormd.


Slide 27 - Slide

Eiwitstofwisseling - afbraak
Koolstofskelet wordt verbrandt, omgezet naar glucose (gluconeogenese) of vet (lipogenese)


Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Afbraak rode bloedcellen 
Milt en lever breken oude bloedcellen af.
Afbraak van hemoglobine levert: IJzer en biliverdine

IJzer: wordt gebonden aan eiwit-> ferritine (ijzervoorraad in je lever)



Slide 32 - Slide

Afbraak rode bloedcellen 
Biliverdine, wordt omgezet naar bilirubine (gele kleurstof), wordt uitgescheiden via de gal en klein deel via de urine
Bilirubine wordt door darmbacteriën omgezet en veroorzaakt de bruine kleur van ontlasting (H10).


Slide 33 - Slide

Galproductie 
Levercellen leveren plm 0,5 l gal per dag.
Gal wordt opgeslagen in de galblaas en/ of afgescheiden in de 12-vingerige darm.




Slide 34 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Afbraak 
gifstoffen

Slide 35 - Slide

Afbraak gifstoffen 
Levercellen breken lichaamsvreemde stoffen af (alcohol, nicotine, medicijnen etc.) -> detoxificatie




Slide 36 - Slide

Afbraak gifstoffen 
alcohol -> ethanal -> azijnzuur/glucose/vet

Twee enzymen betrokken: alcoholdehydrogenase en aldehydedehydrogenase





Slide 37 - Slide

Afbraak gifstoffen 
Cirrose: 
Er komt veel bindweefsel in de lever -> leverfunctie gaat achteruit.
Komt door overmatig alcoholgebruik.



Slide 38 - Slide

Opslag 
In de lever worden de volgende stoffen opgeslagen:

Glycogeen
IJzer (in de vorm van ferritine)
Sommige vitamines en mineralen



Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Overige functies 
Je lever bevat 0,5 tot 1,5 liter bloed -> extra bloeddepot

Bij alle chemische omzettingen ontstaat veel warmte.
De lever is ongeveer 40°C -> warmtebron voor je lichaam



Slide 41 - Slide

Vraag
1. Welk bloedvat bevat bloed met het 
hoogste O2-gehalte?
2. Welk bloedvat bevat bloed met pas
opgenomen voedingsstoffen?
3. Welk(e) bloedvat(en) bevat(ten) 
O2-arm bloed?
Geef de namen van de bloedvaten en ligt je antwoord toe.

Slide 42 - Slide

Vraag
Enkele stoffen in het lichaam van de mens:
essentiële aminozuren, glucagon, glucose en ureum. Welke van deze stoffen worden in de lever gevormd?
  1. essentiële aminozuren
  2. glucagon
  3. ureum
  4. glucose

Slide 43 - Slide

Vraag
Enkele stoffen in het lichaam van de mens:
essentiële aminozuren, glucagon, glucose en ureum. Welke van deze stoffen worden in de lever gevormd?
  1. essentiële aminozuren
  2. glucagon
  3. ureum
  4. glucose

Slide 44 - Slide

Doel 11.2
4. Je beschrijft de functies van de lever
5a. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van koolhydraten
5b. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van vetten
5c. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van eiwitten/ aminozuren

Slide 45 - Slide

Huiswerk
In de online methode/ in je boek.
Kies een leerweg.
Maak de opdrachten bij de
behandelde leerdoelen.

Slide 46 - Slide