Herhaling H3 Gambia Par 3.1 t/m 3.4

Herhaling H3 Gambia 
Paragraaf 3.1 t/m 3.4 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling H3 Gambia 
Paragraaf 3.1 t/m 3.4 

Slide 1 - Slide

Ligt Gambia op een hoge of lage breedte?
A
Hoge
B
Lage

Slide 2 - Quiz

Gambia heeft een:
A
Savanneklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Steppe klimaat
D
Woestijn klimaat

Slide 3 - Quiz

Noem 2 nadelen van de Harmattan?

Slide 4 - Open question

Welke 3 landschappen komen voor in Gambia?

Slide 5 - Open question

Wat is cultuur?
A
Alles wat is aangeboren
B
Alles wat is aangeleerd
C
Alles wat je op school hebt geleerd

Slide 6 - Quiz

Noem twee cultuurkenmerken die je niet gelijk kunt zien aan iemand

Slide 7 - Open question

De officiële taal van Gambia is:
A
Frans
B
Gambiaans
C
Engels
D
Spaans

Slide 8 - Quiz

Grootste godsdienst van Gambia is:
A
Christendom
B
Jodendom
C
Islam
D
Boeddhisme

Slide 9 - Quiz

Waarom staat dit beeld in Gambia?

Slide 10 - Open question

Wat is een kunstmatige grens?
A
Grens die in ontstaan door de natuur
B
Grens die is gemaakt door mensen
C
Grens die bestaat uit bergen

Slide 11 - Quiz

Wat zie je hier op deze foto?
A
Kunstmatige grens
B
Natuurlijke grens

Slide 12 - Quiz

Heeft Gambia natuurlijke of kunstmatige grenzen? Leg uit.

Slide 13 - Open question

Wat is een staat? Noteer 2 kenmerken

Slide 14 - Open question

1. Op welke twee manieren kun je rijkdom of armoede herkennen?
2. Welke is het meest betrouwbaar, leg uit waarom?

Slide 15 - Open question

Noem 2 dingen die je meet?

Slide 16 - Open question

Basisbehoeften zijn dingen die je nodig hebt om goed te leven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Welke 4 basisbehoeften zijn er?

Slide 18 - Open question

Waar is de artsendichtheid hoog?
A
Gambia
B
Nederland

Slide 19 - Quiz

Waar is de zuigelingensterfte hoog?
A
Gambia
B
Nederland

Slide 20 - Quiz

Waar is het analfabetisme hoog?
A
Gambia
B
Nederland

Slide 21 - Quiz

De meeste mensen wonen:
A
In het oosten
B
Op het platteland
C
Aan de kust + Banjul
D
In het binnenland

Slide 22 - Quiz

Waarom zijn die gebieden van Gambia dichtbevolkt?

Slide 23 - Open question

Hoe kun je zien dat cirkeldiagram B bij een arm land hoort?

Slide 24 - Open question

Geef 2 oorzaken waarom Gambia een jonge bevolking heeft

Slide 25 - Open question

Waarom gaan veel kinderen in Gambia niet naar school? Geef 2 redenen

Slide 26 - Open question

Wat betekent monocultuur
A
Meerdere gewassen verbouwen
B
Gewassen exporteren
C
Het verbouwen van 1 soort gewas
D
Veel gewassen importeren

Slide 27 - Quiz

Noem een nadeel voor Gambia als de infrastructuur zoals wegen niet goed is ontwikkeld

Slide 28 - Open question

Wat is een ander woord voor verstedelijking
A
Suburbanisatie
B
Urbanisatie
C
Re - Urbanisatie
D
Migratie

Slide 29 - Quiz

Pushfactoren zijn redenen om naar een gebied toe te gaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Noem twee pullfactoren die gelden om van platteland naar steden te trekken

Slide 31 - Open question

Wat is de belangrijkste inkomstenbron voor Gambia?
A
Landbouw
B
Toerisme
C
Industrie
D
Dienstensector

Slide 32 - Quiz

Ober in een hotel
A
Directe werkgelegenheid
B
Indirecte werkgelegenheid

Slide 33 - Quiz

Een reisgids
A
Directe werkgelegenheid
B
Indirecte werkgelegenheid

Slide 34 - Quiz

Een reclamebureau dat filmpjes maakt om toeristen te lokken
A
Directe werkgelegenheid
B
Indirecte werkgelegenheid

Slide 35 - Quiz

Wat is een arbeidsmigrant?

Slide 36 - Open question

Noteer 1 positief en 1 negatief gevolg van Gambiaanse arbeidsmigranten.

Slide 37 - Open question

Wat betekent ontwikkelingshulp?

Slide 38 - Open question

Een computercursus aanbieden aan de bewoners in een dorpje
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 39 - Quiz

Tenten aanbieden aan mensen na een orkaan.
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 40 - Quiz