Week 39 TV3A
Programm
Rückblick
Kontrolle Aufgabe 22 + Aufgabe 24
Personalpronomen im 3. Fall
Aufgaben
Ga zitten volgens de plattegrond als deze er is
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 14 slides, with text slides.
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Programm
Rückblick
Kontrolle Aufgabe 22 + Aufgabe 24
Personalpronomen im 3. Fall
Aufgaben
Ga zitten volgens de plattegrond als deze er is
Slide 1 - Slide
Rückblick
Was machten wir letztes Mal?
Slide 2 - Slide
Wörter lernen
Slide 3 - Slide
Wörter Socrative
Ga naar www.socrative.com
Room: RIK6170
Ik zet de vragen klaar
De vragen zijn voor iedereen op een andere volgorde
Je hebt ongeveer 15 minuten
timer
15:00
Slide 4 - Slide
Sprechen Aufgabe 20
Ihr übt in Zweiergruppen
Jede Rolle zweimal
Ihr wechselt die Rollen
timer
10:00
Slide 5 - Slide
Lesen (22+24 ab S. 32)
- Doel is niet 100% tekstbegrip
- Je moet de vragen goed beantwoorden
- Gebruik alleen wanneer nodig een (online)woordenboek
- Probeer woorden in de context te raden
Kontrolle
Slide 6 - Slide
Personalpronomen im 3. Fall
Aufgabe 25 auf Seite 42
Aufgabe 26 ab Seite 42
Aufgabe 27 ab Seite 44
Du hast 15 Minuten, danach gibt es eine kurze Erklärung
Tabelle auf Seite 43 ist superwichtig.
timer
10:00
Slide 7 - Slide
1e naamval 3e naamval
ich - ik mir
du - jij dir
er - hij ihm
sie - zij ihr
es - het ihm
wir - wij uns
ihr - jullie euch
sie - zij ihnen
Sie - u Ihnen
4e naamval
mich - mij
dich - jou
ihn - hem
sie - haar
es - es
uns - ons
euch - jullie
sie - hen
Sie - u
Slide 8 - Slide
Voorzetsels van de 4e naamval
durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang
Vertaling
door
voor
zonder
om
tot
tegen
langs
Slide 9 - Slide
1e naamval 3e naamval
ich - ik mir
du - jij dir
er - hij ihm
sie - zij ihr
es - het ihm
wir - wij uns
ihr - jullie euch
sie - zij ihnen
Sie - u Ihnen
4e naamval
mich - mij
dich - jou
ihn - hem
sie - haar
es - es
uns - ons
euch - jullie
sie - hen
Sie - u
Slide 10 - Slide
mit
nach
bei
seit
von
zu
aus
na, naar
bij
sinds
van, door
naar (bij personen), tot, bij
uit
Slide 11 - Slide
1e naamval 3e naamval
ich - ik mir
du - jij dir
er - hij ihm
sie - zij ihr
es - het ihm
wir - wij uns
ihr - jullie euch
sie - zij ihnen
Sie - u Ihnen
4e naamval
mich - mij
dich - jou
ihn - hem
sie - haar
es - es
uns - ons
euch - jullie
sie - hen
Sie - u
Slide 12 - Slide
Personalpronomen im 3. Fall
Aufgabe 25 auf Seite 42
Aufgabe 26 ab Seite 42
Aufgabe 27 ab Seite 44
Tabelle auf Seite 43 ist superwichtig.
