Week 3 Mobiliseren + hulpmiddelen

Hulp bij mobiliteitsproblemen
1 / 30
next
Slide 1: Slide
vaardighedenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 240 min

Items in this lesson

Hulp bij mobiliteitsproblemen

Slide 1 - Slide

Doel van de les..
- Weet je wat mobiliteitsklassen zijn
- Ken je hulpmiddelen om overbelasting te voorkomen

Slide 2 - Slide

Ergonomisch werken

Ergonomisch werken wil zeggen dat je zorgt dat je geen lichamelijke en geestelijke klachten oploopt door je werk.
  • Lichaamshouding
  • Hulpmiddelen --> tillift, glijzijl, draaischijf 
  • Materialen in hoogte verstelbaar --> bureaustoel

Slide 3 - Slide

Ergonomisch werken

Slide 4 - Slide

Wat zijn voorbeelden van ergonomisch werken?
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

Belasting en belastbaarheid
Belasting: mate waarin je belast wordt tijden inspanning. Hierbij kun je denken aan: duwen, trekken, tillen, dragen

Belastbaarheid: dit is wat je lichaam aan kan. Dit hangt af van je conditie

Slide 6 - Slide

Mobiliteit

Slide 7 - Slide

Wat is volgens jou mobiliteit?

Slide 8 - Mind map

Mobiliteit
Mobiliteit zegt iets over de bewegelijkheid van iemand. Dus hoe kan iemand lopen, zitten of bewegen.

De beperkingen van je cliënt hebben 
invloed op de lichamelijke belasting 
van jou als zorgverlener.

Slide 9 - Slide

Mobiliteitsklasse
In totaal zijn er 5 mobiliteitsklassen (A, B, C, D en E). Van cliënten die alles zelf kan uitvoeren zonder risico op fysieke overbelasting (A) tot cliënten die zeer veel hulp nodig hebben (E).

Slide 10 - Slide

Mobiliteitsklasse A,B en C
A = vrijwel zelfstandig in mobiliteit
B= Vrij zelfstandig maar hulp bij transfers en ADL; geven van aanwijzingen of richting bij opstaan. Kleine hulpmiddelen als papegaai of draaischijf

C= Kunnen niet zelfstandig opstaan, meestal rolstoel gebonden, enige rompbalans, steunen op 1 been

Slide 11 - Slide

Mobiliteitsklasse D en E
D= vrij passief in mobiliteit, onvoldoende rompbalans, geen steun op 1 of beide benen. 


E= vrijwel volledig passief, bijna volledig bedlegerig, neiging tot stijfheid en contracturen

Slide 12 - Slide

  • Een cliënt die niet of maar beperkt kan bewegen, heeft een mobiliteitsprobleem.
  • Als verpleegkundige help je cliënten bijvoorbeeld in of uit het bed of een rolstoel.
  • Als je een cliënt verplaatst, heet dat transfer.

Slide 13 - Slide

Tillen
Om klachten te voorkomen zijn er richtlijnen en normen opgesteld;

  • Als je met twee handen kan werken, mag je per hand maximaal 15 kilo duwen of trekken.
  • Niet meer dan 15 kilo in een gunstige houding en niet meer dan 5 kilo in ene ongunstige houding.
  • Om je rug niet te veel te belasten mag je maximaal 23 kilo tillen.

Slide 14 - Slide

Glijzeil




  • Gebruik je bij verplaatsing op het bed
  • Glijzeil is makkelijk onder een cliënt weg te halen, zonder dat de cliënt van houding hoeft te veranderen.

Slide 15 - Slide

Draaischijf



  • Je gebruikt de draaischijf buiten het bed
    .
  • Bij het gebruik van de draaischijf hoeft de cliënt geen draaiende beweging te maken.
  • Je hoeft niet te tillen trekken en duwen.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Tilliften

Slide 18 - Slide

Actieve lift
Passieve lift

Slide 19 - Drag question

Passieve tillift
Actieve tillift

Slide 20 - Slide

Passieve tillift
  • De cliënt neemt bij een passieve tillift niet actief deel aan de transfer.
  • De cliënt wordt geheel ondersteund door een 'hangmat'.

Slide 21 - Slide

Actieve tillift
Een actieve tillift gebruik je alleen als  de cliënt met hulp kan staan.

De cliënt kan met deze lift van zit tot staan gebracht worden en omgekeerd.

Slide 22 - Slide

Actieve tillift
Om een cliënt met een actieve tillift te kunnen tillen moet de cliënt;
  • op minimaal één been kunnen staan;
  • een redelijke goede rompbalans hebben;
  • zich goed kunnen vasthouden;
  • de situatie begrijpen.

Slide 23 - Slide

Bij een transfer verplaats je een cliënt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Een passieve tillift moet de cliënt nog zelf kunnen staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

In welke mobiliteitsklasse is iemand vrijwel volledig passief en bedlegerig?
A
A
B
C
C
E
D
D

Slide 26 - Quiz

In welke mobiliteitsklasse kan iemand vrijwel alles zelfstandig uitvoeren?
A
B
B
D
C
A
D
E

Slide 27 - Quiz

Hoeveel mobiliteitsklassen zijn er?
A
3
B
7
C
10
D
5

Slide 28 - Quiz

Wat betekent mobiliteit?
A
Bewegelijkheid van iemand
B
Gezondheidsstatus
C
Dagelijkse activiteiten
D
Mentale flexibiliteit

Slide 29 - Quiz

Oefenen in de praktijk!

Slide 30 - Slide