Uitleg les - herhaling - vragenles

H1 Lineaire functies





Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen open op tafel.


1 / 35
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H1 Lineaire functies





Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen open op tafel.


Slide 1 - Slide

Opbouw les 
  • Start 
  • Terugblik
  • Vragen vooraf
  • Hoe maak je een toets
  • Aan de slag
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Terugblik

Slide 3 - Slide

Ik kan werken met verschillende functievoorschriften.
Succescriteria

Ik kan een formule schrijven als een functievoorschrift.
Ik ken de begrippen: functie, functievoorschrift, functiewaarde, onafhankelijke variabele en afhankelijke variabele.
Ik kan de verschillende functies herkennen en benoemen.

Slide 4 - Slide

... uitgedrukt in ...
De standaardvorm van een lineaire formule: 
Er is een verband tussen de variabelen x en y.

Soms staat een formule niet in de standaardvorm. 
Je kunt het dan herleiden met behulp van de balansmethode.

Voorbeeld: 



 y = .. x + ..
Gegeven: 2a - 5b = 15
Herleid de formule waarbij a uitgedrukt wordt in b.
2a - 5b = 15
2a = 5b + 15
a = 2,5a + 7,5


Slide 5 - Slide

Lineaire formule
De standaardvorm van een lineaire formule: 
Er is een verband tussen de variabelen x en y.

Waarbij
a = hellingsgetal (stapgrootte)
b = beginwaarde (startgetal)
 y = a x + b

Slide 6 - Slide

Exponentiële formule
letter t (variabele tijd)
letter N (variabele nieuwe hoeveelheid)

beginhoeveelheid (b)
groeifactor (g)




N=bgt

Slide 7 - Slide

Groeifactor

De groeifactor zegt iets over het verloop van de grafiek bij een exponentieel verband.


Als g < 1, dan is de grafiek dalend.

Als g = 1, dan is de grafiek constand.

Als g > 1, dan is de grafiek stijgend.

Slide 8 - Slide

Functie
De formule  b = 3a + 45.
Je kunt b berekenen als je a weet     -->     b een functie is van a

functievoorschrift: b(x) = 3x + 45          
functiewaarde: de uitkomst van een functievoorschrift.       b(x) = ...

afhankelijke variabele: B    (de variabele die je wilt berekenen)
onafhankelijke variabele: x  (de variabele die je invult)

Slide 9 - Slide

Van formule naar functie
formule                       y = a x + b
functievoorschrift      f(x) = a x + b                           f(x) = y     functiewaarde


De a in de formule staat voor: 
stapgrootte, hellingsgetal & richtingscoëfficiënt

De b in de formule staat voor:
beginwaarde of startgetal
x
f(x)

Slide 10 - Slide

Functie waarde berekenen
Voorbeeld

Het gegeven functievoorschrift is f(x) = 3x + 2
Bereken f(2).

f(2) = 3 · 2 + 2 
      = 6 + 2   
      = 8
De functiewaarde voor f(2) = 8.

Bij het functievoorschrift is f(x) = 3x + 2 is de richtingscoëfficiënt 3  (a=3).


Slide 11 - Slide

Soorten functies
lineaire functies               f(x) = 0,5x - 2

kwadratische functies        g(x)= 0,5x² - 4x + 6

constante functies           h(x) = 4

exponentiële functies       i(x) = 0,5 • 1,5*

Slide 12 - Slide

Ik kan de coördinaten van het snijpunt van twee lineaire grafieken berekenen.
Succescriteria

Ik kan de richtingscoëfficiënt benoemen van een functie.
Ik kan zelf functievoorschriften opstellen van een lineaire functie.
Ik kan de verschillende functies herkennen en benoemen.
Ik kan een functiewaarde uitrekenen.
Ik kan lineaire vergelijkingen oplossen.
Ik ken het stappenplan "hoe je de coördinaten van een snijpunt". 

Slide 13 - Slide




Stappenplan


Stap 1    Noteer de vergelijking f(x) = g(x)

Stap 2   Bereken de x-coördinaat van het snijpunt.
           Los de vergelijking op met de balansmethode.

Stap 3   Bereken de y-coördinaat van het snijpunt.
           Vul de x-coördinaat die je net hebt berekend in                 een van de functievoorschriften.
Stap 4  Controleer het gevonden snijpunt.  
           Vul de x-coördinaat ook in de andere  
           functievoorschrift in.        
Stap 5 Noteer de coördinaten van het snijpunt.            

.


Bereken bij f(x) 7 - 5x en g(x) =28 - 8x de coördinaten van het snijpunt. 

Stap 1      f(x) = g(x)
              7 - 5x = 28 - 8x
Stap 2     -5x = 21 - 8x
              3x = 21
              x = 7
Stap 3     f(7) = 7 - 5 • 7 = 7 - 35 = -28 


Stap 4    g(7) = 28 - 8 • 7 = 28 - 56 = -28


Stap 5    De coördinaten van het snijpunt zijn (7,-28).
Coördinaten berekenen van een snijpunt van twee functies.

Slide 14 - Slide

Ik kan een stelsel van vergelijkingen oplossen.
Succescriteria

Ik ken het begrip vergelijking van een lijn.
Ik ken het begrip substitueren.



Slide 15 - Slide

Een stelling van vergelijkingen
Substitueren is het in een formule vervangen van een variabele door een andere formule.

De standaardvorm van een lineaire formule heet ook wel een vergelijking van een lijn.

Met een stelsel van vergelijkingen kan je de coördinaten van het snijpunt bij die vergelijkingen berekenen.
Oplossen van een stelsel van vergelijkingen --->  de coördinaten van het snijpunt.




Slide 16 - Slide




Stappenplan


Stap 1    Herleid de vergelijkingen.
            Zorg dat bij beide vergelijkingen y uitdrukt in x.

Stap 2   Stel de vergelijkingen aan elkaar gelijk.
            f(x) = g(x) 
Stap 3   Bereken de x-coördinaat van het snijpunt.
           Los de vergelijking op met de balansmethode.
Stap 4  Bereken de y-coördinaat van het snijpunt.
           Vul de x-coördinaat ook in de andere  
           functievoorschrift in.        
Stap 5  Noteer de oplossing van het stelsel. 
           De oplossing van het stelsel is .....         

.


    y = 2x - 6
    x + 4y = 12

Stap 1      y = 2x - 6                   x + 4y = 12
                                              4y = -x +12
                                              y = -¼x + 3             
Stap 2    2x - 6 = -¼x + 3               
Stap 3    2x - 6 = -¼x + 3 
             2¼x - 6 = 3
             2¼x  = 9
             x = 4
Stap 4    x = 4 invullen y = 2 • 4 + 6 = 8 + 6 = 14
Stap 5    De oplossing van het stelsel is x = 4 en y = 14.
Een stelsel van vergelijkingen oplossen..

Slide 17 - Slide

Ik kan de groeifactor bij verschillende tijdseenheden berekenen.
Succescriteria

Ik ken de standaardvorm van een exponentiële functie.
Ik kan de groeifactor en beginhoeveelheid aangeven in een exponentiële functie.
Ik kan exponentiële groei herkennen.




Slide 18 - Slide

Ik kan rekenen met exponenten.
Succescriteria

Ik weet wat een macht, grondtal en exponent is.
Ik kan machten vermenigvuldigen.
Ik kan machten optellen.
Ik kan een macht van een macht berekenen.
Ik kan delen met machten.



Slide 19 - Slide

Machten vermenigvuldigen
Voorbeelden:
= a • aa • a • a = a⁵
2⁶ • 2³ = 2⁹
4 • 4³ = 4⁴
2⁶ • 3³ ≠



Neem onderstaande over in je schrift.
Regel
Bij een product van machten met hetzelfde grondtal moet je de exponenten optellen.
Het grondtal blijft gelijk.

Slide 20 - Slide

Machten optellen
Voorbeelden:
+ = a • a + a • a • a = a² + a³  (kan niet korter)
2⁶ + 2³ ≠ 
4 + 4³ ≠ 



Neem onderstaande over in je schrift.
Regel
Alleen gelijksoortige termen kun je samennemen.
Bij gelijksoortige termen zijn de machten precies hetzelfde 
(dezelfde grondtal en exponent). 

Slide 21 - Slide

Een macht van een macht.
Voorbeelden:
( a ² ) ³ = a⁶
( 2 ⁶ ) ³ = 2 ¹⁸ 




Neem onderstaande over in je schrift.
Regel
Bij een macht van een macht moet je de exponenten met elkaar vermeningvuldigen.

Slide 22 - Slide

Het delen van machten.
Voorbeelden:



Neem onderstaande over in je schrift.
Regel
Bij het delen van machten met hetzelfde grondtal moet je de exponenten aftrekken.
Het grondtal blijft gelijk.
= a ¹⁸
a²¹
3⁶
= a ⁴

Slide 23 - Slide



Mocht je voorbereidende vraag nog niet beantwoord zijn. Vul deze dan hieronder in.

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Hoe maak je een toets?
Begin bij de makkelijke vragen.

Dat geeft zelfvertrouwen. (drie kleuren methode).
Niet blijven piekeren als je het antwoord niet direct weet.
Probeer aan je tempo te denken.

Slide 26 - Slide

Hoe maak je een toets?
Zorg dat je al je spullen bij je hebt.

Je mag niet van elkaar lenen! 
Je kunt misschien niet alle opgaven maken, zodat je niet alle punten kunt halen.

Slide 27 - Slide

Hoe maak je een toets?
Werk overzichtelijk.

Schrijf netjes met pen en teken met potlood. 
Schrijf je berekeningen op! 
Controleer je antwoord.

Slide 28 - Slide

Tips bij het maken van een toets.
Begin bij de makkelijke vragen. Dat geeft zelfvertrouwen. Volgorde van de gemaakt opgaven is niet belangrijk. Ik zoek wel ;).

drie kleuren methode
Lees de opgaven globaal door en bedenk het volgende per deelopdracht:
Omcirkel de opgave die je gelijk weet groen.
Omcirkel de opgave die je wel weet, maar wel even over moet nadenken oranje/geel.
Omcirkel de opgaven die je niet denkt te weten rood. 
Begin met de groene opgaven te maken, daarna de gele en als laatste de rode opgaven.



Slide 29 - Slide

R (reproductie) en
T1 (toepassen in bekende situatie)
Wat kan je nu nog extra oefenen?


T2 (toepassen in een nieuwe situatie) 
en I (inzicht)
Gemengde opgaven
uitdagende opgaven per paragraaf
Oefentoets (werkboek)

Alle gemaakte opgaven bestuderen
Overgeslagen opgaven 
Ondersteunende opgaven per paragraaf
Samenvatting (werkboek/ theorieboek)
Extra oefening 
Test jezelf 

Slide 30 - Slide

Zelfstandig werken (in stilte) aan je leerdoelen:

Alle gedeelde lessen op de volgende manier doorlopen.
  • Aantekeningen in je schrift gemaakt?
  • Opgaven gemaakt?
  • Opgaven nagekeken
  • Fout gemaakte opgaven opnieuw gemaakt of verbeterd?
  • Opgaven ingeleverd?
  • Is de les volledig afgerond? (zie vinkje in LessonUp)
  • Gemende opgaven maken

Oefen extra: oefentoets, test jezelf, samenvatting, etc.





timer
10:00

Slide 31 - Slide

Zelfstandig werken (op fluistertoon) aan je leerdoelen:

Alle gedeelde lessen op de volgende manier doorlopen.
  • Aantekeningen in je schrift gemaakt?
  • Opgaven gemaakt?
  • Opgaven nagekeken
  • Fout gemaakte opgaven opnieuw gemaakt of verbeterd?
  • Opgaven ingeleverd?
  • Is de les volledig afgerond? (zie vinkje in LessonUp)
  • Gemende opgaven maken

Oefen extra: oefentoets, test jezelf, samenvatting, etc.





timer
10:00

Slide 32 - Slide


Welk cijfer denk je te gaan halen op de eerste toets?
1,0-1,9
2,0-2,9
3,0-3,9
4,0-4,9
5,0-5,9
6,0-6,9
7,0-7,9
8,0-8,9
9,0-9,9
10

Slide 33 - Poll


Afsluiting

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Slide