Spelling 2F (Taalblokken 4)

Spelling 2F
  1. Weetwoorden: dezelfde klank, andere letter
  2. Meervoud zelfstandig naamwoord
  3.  Verkleinwoorden
  4. Samenstellingen
  5. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling 2F
  1. Weetwoorden: dezelfde klank, andere letter
  2. Meervoud zelfstandig naamwoord
  3.  Verkleinwoorden
  4. Samenstellingen
  5. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?

Slide 1 - Slide

Weetwoorden
- spelling niet af te leiden vanuit een spellingregel
- afkomstig andere taal (leenwoorden) 

HOE WEET JE DAN NU WAT DE SPELLING IS?
LEZEN LEZEN LEZEN

Slide 2 - Slide

Spelling 2F
  1. Weetwoorden: dezelfde klank, andere letter
  2. Meervoud zelfstandig naamwoord
  3.  Verkleinwoorden
  4. Samenstellingen
  5. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Slide

Enkelvoud - meervoud
De meeste zelfstandig naamwoorden kun je in enkelvoud 
én meervoud zetten. Bij het enkelvoud is er één van iets, 
bij het meervoud is er méér van iets.

Let op! 
Er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld melk of rijst.

Slide 4 - Slide

Hoe kun je meervoud maken?
  1. -s achter het woord: keuken-keukens
  2. 's achter het woord: auto-auto's
  3. -en achter het woord (evt. extra letter): fles-fles(s)en
  4. ën achter het woord: melodie-melodieën
  5. bijzondere gevallen: museum-musea

Slide 5 - Slide

Meervoud met s of 's?
Meervoud met -s wanneer je dit hoort

Wanneer komt de apostrof (') dan voor de -s?
  1. Als je het woord daardoor verkeerd uitspreekt bij woorden die eindigen op een lange klank a, i, o, u  --> duo's
  2. Bij woorden die eindigen op een -y --> baby's
  3. Bij afkortingen altijd --> cd's

Slide 6 - Slide

Woorden met -ie als uitgang
Uitgang -ie
In onze taal kennen we veel zelfstandig naamwoorden die eindigen met -ie in enkelvoud. In het meervoud zijn er dan 2 verschillende opties:

  1. Een trema op de 'e' die er al staat + n: olie = oliën 
  2. Het woord + extra ë + n: therapie = therapieën 











Slide 7 - Slide

Meervoud trema
Wanneer wél een extra -e 
  1. Eindigt het woord in enkelvoud op dubbel -ee? Dan altijd een extra ë. Het trema komt altijd op de laatste -e (zeeën).
  2. Eindigt het woord op -ie? En valt de klemtoon op de laatste lettergroep? Ook dan komt er een extra -e. Ook hierbij komt de trema op de laatste -e (fantasieën - melodieën).










Slide 8 - Slide

Meervoud met trema 
Geen extra -e
Eindigt het woord op -ie, maar valt de klemtoon NIET op de laatste lettergreep? --->  dan komt er géén extra -e. Het trema komt op de -e die er al staat +n. 

bacteriën / poriën









Slide 9 - Slide

Meervoud bijzondere gevallen
2 meervoudsvormen 
- datum --> datums of data
- groente --> groenten of groentes 
Bijzondere meervoud
- politicus --> politici
- museum --> musea
Zelfstandig naamwoorden zonder meervoud
- Melk
- Rijst










Slide 10 - Slide

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ie, komt er in het meervoud altijd een trema
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Welk meervoud van een zelfstandig naamwoord op een -ie is verkeerd geschreven?
A
Democratieën
B
Categorieën
C
Kolonieën
D
Knieën

Slide 12 - Quiz

Welke bewering is juist?
A - Als je een woord met de –s eraan verkeerd uitspreekt, gebruik je ‘s.
B - Meervoud van woorden eindigend op -y schrijf je met -en.
C - Woorden die eindigen op -ie krijgen altijd -s.
A
A
B
B
C
C
D
Geen van allen

Slide 13 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



asperge
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud

Slide 14 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?


alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
Geen meervoud

Slide 15 - Quiz

Meervoud van BMW
A
BMW-s
B
BMW's
C
BMWs

Slide 16 - Quiz

Woorden zonder MEERVOUD

Er zijn  woorden die geen meervoud kennen.

politie 

rijst

tarwe

zand

warmte 



Slide 17 - Slide

Spelling 2F
  1. Meervoud zelfstandig naamwoord
  2.  Verkleinwoorden
  3. Samenstellingen
  4. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?

Slide 18 - Slide

Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) dat verkleind wordt!

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden eindigen op:

-etje, -tje, -nkje, -pje, -je 

Slide 21 - Slide

Verkleinwoord > het
Vóór een verkleinwoord gebruik je altijd het lidwoord het

  • de man > het mannetje
  • het kind > het kindje
  • de groep > het groepje

Slide 22 - Slide

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden

het huisje - de huisjes
het kaboutertje - de kaboutertjes
het duimpje - de duimpjes

Slide 23 - Slide

Woorden die eindigen op een open lettergreep (lange klank)
Extra klinker + -tje
  • autootje
  • parapluutje
  • taxietje
  • cafeetje

Let op: worden die eindigen op -i  ---> -i wordt -ie

Slide 24 - Slide

Verkleinwoord met apostrof
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje 
Afkortingen die eindigen op een open lettergreep of een -r
A4 - A4’tje                      dvd(ee) - dvd’tje
Afkortingen die eindigen op een gesloten lettergreep
A5 – A5’je                       pdf – pdf’je

Slide 25 - Slide

Spelling 2F
  1. Meervoud zelfstandig naamwoord
  2.  Verkleinwoorden
  3. Samenstellingen
  4. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?

Slide 26 - Slide

Tussenletters bij samenstelling







3 soorten tussenletters:

Tussenletters –en
Tussenletter –e-
Tussenletter –s-

Slide 27 - Slide

Tussenletters -en-
  • Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is én alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.
  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 28 - Slide

Tussenletter -e- 
  1. Als het eerste woord een meervoud op -en heeft, maar óók een meervoud op -es heeft. (groentesoep, want groenten / groentes)
  2. Als het eerste deel een versterkende betekenis heeft. (beresterk)
  3. Als het eerste deel uniek is, er maar één van is. (maneschijn, Koninginnedag)
  4. Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is. (goedemorgen)


Slide 29 - Slide

Tussenletter -s- 
  1. De tussenletter s schrijf je wanneer je deze hoort!
  2. Als het tweede deel van de samenstelling begint met een s, hoor je niet of er een tussenklank -s moet staan. Vervang dan het tweede deel van de samenstelling door een woord dat met een andere letter begint. Dan hoor je of je een tussenklank -s moet schrijven.
  • station + straat      = stationsstraat
  • station + weg          = stationsweg

Slide 30 - Slide

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
bendeleden
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 31 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
ziekteverschijnsel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 32 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 33 - Quiz

Kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
voorjaar + storm
A
voorjaarsstorm
B
voorjaarstorm

Slide 34 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 35 - Quiz

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 36 - Quiz

Spelling 2F
  1. Meervoud zelfstandig naamwoord
  2.  Verkleinwoorden
  3. Samenstellingen
  4. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?

Slide 37 - Slide

'Het'-woord (lidwoord voor zelfstandig naamwoord) = geen e bij lidwoord 'een'
Het spannende boek.-->  Een spannend boek.
Het lieve meisje.--> Een lief meisje.
Het mooie cadeau.--> Een mooi cadeau.

De brave jongen.--> Een brave jongen.
De mooie plant.--> Een mooie plant.
De zieke patiënt.--> een zieke patiënt. 

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide