2VWO_Chapitre 2_BCD WP2324

Programme
Vocabulaire: ik ken woorden die te maken hebben met dieren.

Grammaire: ik ken de plaats en vorm van het bijv. nw.

Parler: ik kan mijzelf, mijn familie en huisdieren beschrijven.


1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Programme
Vocabulaire: ik ken woorden die te maken hebben met dieren.

Grammaire: ik ken de plaats en vorm van het bijv. nw.

Parler: ik kan mijzelf, mijn familie en huisdieren beschrijven.


Slide 1 - Slide

Tu as un animal?
Oui
Non

Slide 2 - Poll

Welke dieren ken jij in het Frans?

Slide 3 - Mind map

des animaux
un serpent
un oiseaux
un chat
un cheval
un lion
un chien
un éléphant
un poisson
une tortue

Slide 4 - Drag question

Grammaire: bijv. nw.
Le lapin est petit
La tortue est verte
Les lapins sont mignons
Les tortues sont lentes

In het Frans passen bijvoeglijke naamwoorden zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waar ze iets over zeggen.

mannelijk
vrouwelijk
ev
-
e
mv
s
es

Slide 5 - Slide

Onregelmatige vormen

Slide 6 - Slide

Plek
Het bijvoeglijk naamwoord staat meestal achter het zelfstandig naamwoord. Behalve:

Slide 7 - Slide

Exemples
Nous avons une grande maison. > komt ervoor + vrouwelijk
J'ai un petit lapin > komt ervoor + mannelijk

Il a un chien intelligent > komt erachter + mannelijk
J'ai une copine française > komt erachter + vrouwelijk

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Parler de sa famille
Vervang de schuingedrukte woorden. 
Gebruik de woordjes van Voca A + B (p. 88)

Laat het gesprekje horen aan de klas (flippity)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Slide