Theorie leesvaardigheid tweede klas

Om het onderwerp van de tekst te vinden lees je de tekst:
A
Intensief
B
Oriënterend
C
Studerend
D
Zoekend
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Om het onderwerp van de tekst te vinden lees je de tekst:
A
Intensief
B
Oriënterend
C
Studerend
D
Zoekend

Slide 1 - Quiz

De hoofdgedachte vind je:
A
In de inleiding of de kern
B
In de inleiding of het slot
C
In de kern of het slot
D
In de laatste zin

Slide 2 - Quiz

De hoofdzaak van de alinea staat in de:
A
Kernzin
B
Conclusie
C
Samenvatting
D
Eerste zin van iedere alinea

Slide 3 - Quiz

De hoofdgedachte geeft antwoord op de volgende vraag:
A
Wat is het belangrijkste dat over het onderwerp wordt gezegd?
B
Wat is de mening van de schrijver?
C
Wat is de kernzin?
D
Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 4 - Quiz

Welk verband hoort bij de omschrijving: gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde plaatsen
A
toelichtend verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
chronologisch verband

Slide 5 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord MAAR
A
chronologisch
B
oorzakelijk
C
tegenstellend
D
opsommend

Slide 6 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord VERDER
A
chronologisch
B
tegenstellend
C
redengevend
D
opsommend

Slide 7 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord: TENZIJ
A
Chronologisch
B
Voorwaardelijk
C
Oorzakelijk
D
Opsommend

Slide 8 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord: DUS
A
concluderend
B
chronologisch
C
tegenstellend
D
oorzakelijk

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen een redengevend en een oorzakelijk verband?

Slide 10 - Open question

Jargon is een ander woord voor:
A
Vaktaal
B
Publiek
C
Lay-out
D
Oorzaak

Slide 11 - Quiz

Waarom houdt de schrijver rekening met zijn publiek?
A
De schrijver wil het schrijfdoel bereiken.
B
De schrijver wil de lezer overtuigen.
C
De schrijver wil een leuke tekst schrijven.
D
De schrijver wil een boeiende tekst maken

Slide 12 - Quiz

Hebben bladen voor een klein publiek net zo veel illustraties?
A
Nee, deze zijn zakelijker opgemaakt.
B
Ja, want dan is de tekst leuker.
C
Ja, dat maakt niets uit.
D
Meer, want plaatjes zijn nodig om het te begrijpen.

Slide 13 - Quiz