Spelling les 2

Routewoord
De vorige les heb je geoefend met routewoorden.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschool

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Routewoord
De vorige les heb je geoefend met routewoorden.

Slide 1 - Slide

Eens kijken wat je nog weet van het routewoord :)

Probeer hieronder in de balk het routewoord uit te leggen.

Slide 2 - Open question

Welke van deze woorden zijn routewoorden?
tip
Ik hoor /oe/, maar ik schrijf /ou/ 
A
apparatuur
B
Kantoor
C
Stoer
D
Retour

Slide 3 - Quiz

Gisteren heb je al een aantal route woorden gehoord. Welke heb jij nog onthouden? Vul ze hier in!
Routewoorden

Slide 4 - Mind map

Bij welke spellingcategorie hoort het volgende woord?

Komisch

A
Politiewoord
B
Centwoord
C
Tropischwoord
D
Caféwoord

Slide 5 - Quiz

Bij welke spellingcategorie hoort het volgende woord?

Bureau
A
komma's woord
B
Cadeauwoord
C
Zingwoord
D
Kilowoord

Slide 6 - Quiz

Bij welke spellingcategorie hoort het volgende woord?

zinken
Ik hoor zingken, maar ik schrijf zinken.
A
Taxiwoord
B
Colawoord
C
Plankwoord
D
Luchtwoord

Slide 7 - Quiz


1e woord

Slide 8 - Open question

Er zitten 3 verschillende spellingcategorieën in het woord 'provinciaal'

Weet jij welke 3 categorieën dat zijn?
A
Klankgroepenwoord, colawoord en plankwoord
B
Klankgroepenwoord, centwoord en kilowoord
C
Klankgroepenwoord, routewoord en luchtwoord
D
hakwoord, grondwoord en tropischwoord

Slide 9 - Quiz

Uitleg van 'provinciaal'
prOO is een lang klank. En dan haal ik er een stukje af. Dat noemen we een klankgroepenwoord.
Vin is ook een klangroepenwoord. Vin eindigt op een medeklinker. Dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor.
De C in het woord 'provinciaal' spreek ik uit als een 'S' . En dus is dat een centwoord.
Als laatste hoor je 'IEAAL' . De /i/ spreek je dus uit als /ie/. Dat noemen we een kilowoord.

Slide 10 - Slide


2e woord

Slide 11 - Open question

Typ hieronder nog twee voorbeelden van routewoorden
Routewoorden = je hoort /oe/ , maar schrijft /ou/

Slide 12 - Open question


3e woord

Slide 13 - Open question


4e woord

Slide 14 - Open question

Welk woord is goed geschreven?
A
hij secht
B
hij segt
C
hij zegt
D
zecht

Slide 15 - Quiz


5e woord

Slide 16 - Open question


6e woorden

Slide 17 - Open question

'Fantastisch' is een tropischwoord
A
Dat klopt helemaal!
B
Dat is niet waar!

Slide 18 - Quiz


Zin

Slide 19 - Open question

De
statige
Zeeuwse
boerderij
wordt
met
een
rieten
dak
bedekt
Lidwoorden
Bijvoeglijk naamwoord
Hulpwerkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 20 - Drag question

Klaaropdracht
In de tijd die je over hebt, ga je aan het werk met een categorie waar je nog beter in wilt worden.  Klik op de categorie om te oefenen.

Slide 21 - Slide