1mhd thema 2

2.1 organen van dieren
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.1 organen van dieren

Slide 1 - Slide

Zet de begrippen in de juiste volgorde en koppel ze aan de juiste beschrijving

cel
organel
orgaan
weefsel
molecuul
organisme
orgaanstelsel
een ander woord voor stofje
deel van cel met functie
kleinste levende eenheid
groep cellen zelfde vorm + functie
deel lichaam met 1 functie
groep organen die samenwerken
levend wezen

Slide 2 - Drag question

naam
functie
skelet
bloedvatenstelsel
ademhalingsstelsel
stevigheid en bescherming
vervoer van stoffen
gaswisseling
dijbeen
hart
luchtpijp
ribben
aorta
holle ader
schedel
ruggenwervel
bronchiën
longen

Slide 3 - Drag question

naam
functie
verteringsstelsel
zenuwstelsel
spierstelsel
verteren voedsel
signalen doorgeven
beweging
dikke darm
hart
hersenen
maag
ruggenmerg
zenuw
lever
dunne darm
buikspier
dijspier
slokdarm

Slide 4 - Drag question

2.2 organen plant
wortelstelsel 
-hoofdwortel - zijwortel - bijwortel - wortelharen
-mineralen en water opnemen + vastzetten + opslaan reservestoffen

stengels
-houtachtig - kruidachtig
-transport + stevigheid

Slide 5 - Slide

2.2 organen plant
bladeren
bladsteel - bladschijf - hoofdnerf - zijnerf - bladmoes
fotosynthese

vatenstelsel
transport water + mineralen van wortel naar boven,
transport glucose van bladeren naar rest plant

Slide 6 - Slide

2.3 weefsels

Slide 7 - Slide

Een weefsel bestaat uit cellen met dezelfde vorm en functie. Maar dat is niet het enige. Wat nog meer?

Slide 8 - Open question

In de opperhuid van de onderkant van de bladeren van de plant zitten (1) Deze gebruikt de plant om (2) op te nemen.

Wat staat er bij 1 en 2?

Slide 9 - Open question

Bomen worden dikker omdat er een weefsel in de stam zit met cellen die kunnen (1). Dit weefsel noemen we (2).
Doordat een boom ieder jaar een stukje groeit ontstaan er (3).

Wat staat er bij 1, 2 en 3?

Slide 10 - Open question

2.4 plantaardige en dierlijke cellen

Slide 11 - Slide

Dierlijke en plantaardige cellen
Alleen plantaardige cellen
cytoplasma
regelcentrum van de cel
celmembraan
vliesje om kern
vocht in kern
bladgroenkorrels, zetmeelkorrels of kleurstofkorrels
vacuole
buitenste randje cel
kernplasma
vocht en opgeloste stoffen
kernmembraan
celkern
celwand
stevig materiaal om cel heen
plastide
grote blaas gevuld met vocht

Slide 12 - Drag question

2.5 de celkern

Slide 13 - Slide

De celkern is het regelcentrum van de cel. In een menselijke cel zitten                                                       .
Deze bevatten de stof                       . Dit heeft de vorm van een                                 . De treden worden  
genoemd. De volgorde van deze treden vormt een code. Deze code bevat de informatie voor jouw
                                 . De code voor één erfelijke eigenschap noemen we een                      .

eigenschappen
erfelijke
DNA
46
wenteltrap
gen
chromosomen
basen

Slide 14 - Drag question

2.5 celdeling

Slide 15 - Slide

Het proces waarbij nieuwe cellen ontstaan heet...

Slide 16 - Open question

Bij celdeling ontstaan uit één                                     twee
                                   . Voor de celdeling moeten eerst de
                                                                        . Na de celdeling moeten de dochtercellen groeien. Dit heet: 
Sommige cellen kunnen oneindig delen:
Één dochtercel gaat door met delen, de andere gaat zich                                   tot een cel met een bepaalde     
                                      . Embryonale stamcellen kunnen nog veranderen in alle                                   . Volwassen stamcellen maar in een paar soorten.
dochtercellen
moedercel
chromosomen
plasmagroei
celtypes
specialiseren
functie
verdubbelen
stamcellen

Slide 17 - Drag question

Ik heb er vertrouwen in dat ik de toets goed ga maken.
A
NEEEEEEEEEEEEEEEEE!
B
Ik weet het niet zeker.
C
Ik denk dat het wel lukt.
D
100% zeker! Ik kan dit!

Slide 18 - Quiz