Werkwoordspelling BK2

Welkom!

Werkwoordspelling 


1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

Werkwoordspelling 


Slide 1 - Slide

Welke werkwoordtijden ken je?

Slide 2 - Mind map

Tegenwoordige tijd
ik
stam
vind
jij/je/u
stam+t
vindt
hij/zij/ze
stam+t
vindt
wij/jullie/zij/ze
hele werkwoord
vinden

Slide 3 - Slide

Tegenwoordige tijd

Ik ... (worden) 14 jaar.
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 4 - Quiz

Tegenwoordige tijd

Hij ... (mopperen) op zijn zoon.
A
mopper
B
moppert
C
mopperen

Slide 5 - Quiz

Tegenwoordige tijd

Wij ... (leren) veel op school.
A
leer
B
leert
C
leren

Slide 6 - Quiz

Tegenwoordige tijd

U ... (denken) goed na.
A
denk
B
denkt
C
denken

Slide 7 - Quiz

Tegenwoordige tijd

(bieden) ... jij hulp aan?
A
bied
B
biedt
C
bieden

Slide 8 - Quiz

Tegenwoordige tijd
Let op: staat jij/je achter de persoonsvorm, dan krijg je de ik-vorm/stam. 
Bied jij/je hulp aan?
Biedt je broer hulp aan?

Slide 9 - Slide

Tegenwoordige tijd

(worden) ... jij morgen 14 jaar?
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 10 - Quiz

Tegenwoordige tijd

(worden) ... je zus morgen 18 jaar?
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 11 - Quiz

Oefening tegenwoordige tijd 
Vul van de gegeven werkwoorden de tegenwoordige tijd in.

Slide 12 - Slide

1 (vinden) ... je vader die muziek om aan te horen?
2 Jij ... (lopen) ontzettend snel.
3 Hij ... (rijden) veel te hard.
4 De hond ... (zwemmen) in de vijver.
5 Wij ... (fietsen) door de duinen.

Slide 13 - Open question

1 Je ... (wennen) gauw op je nieuwe school.
2 De juffen ... (vinden) die bloemen prachtig.
3 Vandaag ... (sneeuwen) het erg hard.
4 Hoe ... (laad) jouw telefoon op?
5 De meisjes ... (hebben) mooie jurken aan.

Slide 14 - Open question

Verleden tijd
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden? 

Slide 15 - Slide

Sterke werkwoorden (klankverandering)
Hoe vind je de sterke werkwoorden?
- Vaak ken je ze al
- Zoek ze op in het woordenboek

Bijvoorbeeld: lopen - liepen - gelopen.

Slide 16 - Slide

Verleden tijd - sterke werkwoorden

ik ... (schrijven)

Slide 17 - Open question

Verleden tijd - sterke werkwoorden

jij ... (gaan)

Slide 18 - Open question

Verleden tijd - sterke werkwoorden

jullie ... (lezen)

Slide 19 - Open question

Zwakke werkwoorden (klankvast)
Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd en als het onderwerp enkelvoud is, -de of -te achter de stam.
Bijvoorbeeld:

fietsen - ik fiets  - Ik fietste.
werken - ik werk - Hij werkte.
verhuizen - ik verhuis - Kees verhuisde.
rekenen - ik reken - De juf rekende.

Maar hoe weet je of het -te of -de is?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

't sexy fokschaap

1. Haal van het hele werkwoord de -en af. Dan krijg je de stam. 
2. Zit de laatste letter in 't sexy fokschaap? 
     Zo ja? Dan krijgt het werkwoord -te.
     Zo nee? Dan krijgt het werkwoord -de.

Vergeet niet bij wij/jullie/zij, of wel meervoud, een -n achter het werkwoord te zetten.



Slide 22 - Slide

't sexy fokschaap

Bijvoorbeeld:
fietsen - fiets - fietste
werken - werk - werkte
rekenen - reken -  rekende

Let op: als de stam eindigt op een -z of -v, krijgt het werkwoord -de. 
verhuizen - verhuiz - verhuisde
verven - verv - verfde


Slide 23 - Slide

't sexy fokschaap

Let op: als de stam eindigt op een -t of d, krijgt het werkwoord -tte of - dde. 
vergroten - vergroot - vergrootte
verbreden- verbreed - verbreedde







Slide 24 - Slide

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

ik ... (pakken)


Slide 25 - Open question

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

wij ... (rennen)


Slide 26 - Open question

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

het toetje ... (smaken)


Slide 27 - Open question

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

jullie ... (lachen)


Slide 28 - Open question

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

jij ... (werken)


Slide 29 - Open question

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

het meisje ... (missen)


Slide 30 - Open question

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

wij ... (reizen)


Slide 31 - Open question

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

u ... (durven)


Slide 32 - Open question

Aan de slag
- Werkblad 1 tegenwoordige tijd en verleden tijd (sterke werkwoorden)
- Werkblad 2 tegenwoordige tijd en verleden tijd (sterke werkwoorden)
- Werkblad 3 tegenwoordige tijd en verleden tijd (zwakke werkwoorden)

Slide 33 - Slide

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord begint vaak (maar niet altijd) met ge-.         
- Uitzonderingen zijn woorden die beginnen met: be-, ver-, of ont-.

- Bij het voltooid deelwoord staat altijd een ander werkwoord (de persoonsvorm), vaak is dit een vorm van zijn, hebben, of worden.






Slide 34 - Slide

Sterke werkwoorden (klankverandering)
- Je hoort hoe je het schrijft.
- Eindigt op -en. 

Bijvoorbeeld: 
lopen - liepen - gelopen
schrijven - schreven - geschreven

Slide 35 - Slide

Zwakke werkwoorden (klankvast)
- Het voltooid deelwoord dat hoort bij een zwak werkwoord eindigt op een -d of een -t.
- Gebruik de regel van 't sexy fokschaap. Zit de laatste letter van de stam erin?
   Zo ja? Het voltooid deelwoord eindigt op een -t.
   Zo nee? Het voltooid deelwoord eindigt op een - d. 

Bijvoorbeeld:
Werken (stam: werk)
Joris werkte - Joris heeft gewerkt
Tekenen (stam: teken
Kim tekende - Kim heeft getekend






Slide 36 - Slide

Oefening voltooid deelwoord 
Vul van de gegeven werkwoorden het voltooid deelwoord in.

Let op: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden door elkaar.

Slide 37 - Slide

1 fietsen - fietsten - ...
2 kopen - kochten - ...
3 leren - leerden - ...
4 raken - raakten - ...
5 halen - haalden - ...

Slide 38 - Open question

1 betalen - betaalden - ...
2 bellen - belden - ...
3 eten - aten - ...
4 lopen - liepen - ...
5 koken - kookten - ...

Slide 39 - Open question

Aan de slag!
- Werkblad 4 tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord 
- Werkblad 5 test tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord 

Slide 40 - Slide