Klas 3 H2.3 Vermogen en Energie

H2.3  Vermogen en energie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2.3  Vermogen en energie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
  • je kent de eenheid van vermogen.
  • Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
  • Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.

Slide 2 - Slide

Omzetten energie
Elektrische energie kun je omzetten in licht, warmte of beweging en omgekeerd.

Slide 3 - Slide

Vermogen
Elektriciteit is het stromen van elektronen. De energie van de stroom van elektronen kun je gebruiken om apparaten te laten werken net zoals je een waterrad kunt laten werken op de stroming van de rivier. 

Wat het water van de rivier kan, hangt af van de hoeveelheid water en het hoogteverschil in de rivier. 

Wat je met elektriciteit kan, hangt af van de stroomsterkte en de spanning. Deze bepalen het vermogen van de elektriciteit.

Slide 4 - Slide

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen


Een eenheid van vermogen is joule per seconde (J/s). 

Een andere eenheid is de watt
(W). 

Hierbij geldt dat 1 W evenveel is als 1 J/s. 

Slide 5 - Slide

Vermogen - typeplaatje
Een boormachine van 300 watt zal niet zo makkelijk een gat boren als een boormachine van 800 watt. 

Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer.

Meer vermogen meer gebruik van elektrische energie. 

Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.

Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.

Slide 6 - Slide

Vermogen berekenen

Slide 7 - Slide

Typeplaatje

Slide 8 - Slide

Wat is elektrisch vermogen?

De hoeveelheid energie die per seconde wordt omgezet
Symbool: P
Eenheid: Watt (W)

Slide 9 - Slide

Omrekenen

Slide 10 - Slide

Methode
1. Gegeven
2. Gevraagd
3. Formule (Binas)
4. Berekening
5. Antwoord + eenheid
Opdracht 1
timer
0:05

Slide 11 - Slide

1. Gegeven
                         Spannning = U = 230 V
                         Stroomsterkte = I = 0,35 A
2. Gevraagd
                           Vermogen = P
3. Formule


4. Berekening


5. Antwoord
P=UI

Slide 12 - Slide

1. Gegeven
                         Spannning = U = 230 V
                         Stroomsterkte = I = 0,35 A
P=UI
P=80,5W
P=2300,35=80,5

Slide 13 - Slide

Kilowattuur-meter


Slide 14 - Slide

E berekenen
E = P x t 

E = Energiegebruik in kWh

P = Energie (power) in Watt

t = tijd in uren

Slide 15 - Slide

Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 16 - Quiz

Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW

Slide 17 - Quiz

E is het symbool voor?
A
Hoeveelheid energie
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 18 - Quiz

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 19 - Quiz

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 20 - Quiz

Wat is Energie?
A
Een hardrock band uit Ijsland
B
Het vermogen om Arbeid te verrichten of te leveren.
C
Dat spul uit een batterij.

Slide 21 - Quiz

Hoe schrijf je het op de juiste manier op?
De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.
A
U = 2 A
B
P = 2 A
C
t = 2 A
D
I = 2 A

Slide 22 - Quiz

Een koelkast verbruikt per dag 0.6 kWh. Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan. 1 kWh kost €0.25.
A
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15
B
Kosten = 0.6kWh x €0.25 = €0.15 x 365 = €54,75
C
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40
D
Kosten = 0.6kWh / €0.25 = €2.40 x 365 = €876

Slide 23 - Quiz

Check.
  • Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is. 
  • je kent de eenheid van vermogen. 
  • Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen. 
  • Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter.
  • vermogen meer elektrische energie verbruikt.

Slide 24 - Slide