Grieks: Perfectum & Plusquamperfectum (gewone ww én mi-wwn: hetzelfde)

Perfectum & plusquamperfectum
In deze les leer je:
- hoe je een perfectum vormt
- hoe je een plusquamperfectum vormt
- hoe je een perfectum vertaalt (aspect)
1 / 49
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Perfectum & plusquamperfectum
In deze les leer je:
- hoe je een perfectum vormt
- hoe je een plusquamperfectum vormt
- hoe je een perfectum vertaalt (aspect)

Slide 1 - Slide

Perfectum
Een perfectum herken je niet aan een augment, maar aan de reduplicatie voorafgaand aan de perfectumstam.
VB: λυω - λ-ε-λυ-κα
               
                Maar niet bij klinker:
               ἀγγελ(λ)ω - ἠγγελκα

Slide 2 - Slide

Kappa-perfectum
(LET OP: dat heb je enkel in het ACTIEF!)
λελυκα
λελυκας
λελυκε(ν)
λελυκαμεν
λελυκατε
λελυκασι(ν)

Slide 3 - Slide

LET OP: de kappa
komt alleen in het actief voor.

Bij medium of passief heb je 
de 'normale' uitgangen: 

Slide 4 - Slide

Perfectum
Eindigt de stam op een tweeklank of op -ρ/-υ/-ι/-λ ('ruil')? Dan volgt er een κ als begin van de uitgang.
VB: λελυκα, ἠγγελκα, ἠρκα (λυω, ἀγγελλω, αἰρω) 

Verba contracta (stam op -α/-ε/-ο)? Dan volgt er eerst nog klinkerverlenging (ποιη-)+ κ als begin van de uitgang.
VB: νενικηκα, πεποιηκα, δεδηλωκα (νικαω, ποιεω, δηλοω)

Slide 5 - Slide

Perfectum
Eindigt de stam op -δ/-ζ/-θ? Dan wordt deze slotletter vervangen door de als begin van de uitgang.
VB: ἐψευ-κα, πε-πει-κα, νε-νομι-κα (ψευδω, πειθω, νομιζω)

Slide 6 - Slide

ander perfectum (zonder kappa; actief)
(γιγνομαι)
γεγονα 
γεγονας
γεγονε(ν)
γεγοναμεν
γεγονατε
γεγονασι(ν)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

PQP
Het plusquamperfectum herken je door vooraan het augment te spotten of eventueel de verlenging van de beginklinker.
De vertaling is die van het perfectum (resultaat van een handeling) maar dan in het verleden:
vb. hij is dood (perf.) -- hij WAS dood (pqp.)

Slide 15 - Slide

ἐλελυκη
ἐλελυκης
ἐλελυκει(ν)
ἐλελυκεμεν
ἐλελυκετε
ἐλελυκεσαν
ἐγεγονη
ἐγεγονης
ἐγεγονει(ν)
ἐγεγονεμεν
ἐγεγονετε
ἐγεγονεσαν

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

COMPENDIUM
Zie Pharos, COMPENDIUM p. 46 voor de vorming van het perfectum.
Zie Pharos p. 47 en 48 voor de rijtjes. De rijtjes van πεμπω en πραττω en het onregelmatig perfectum hoef je niet precies te weten, maar moet je wel kunnen herkennen als perfectum/plusquamperfectum.

Slide 18 - Slide

Determineer het woord λελυκατε.
A
ind. perf. 2e mv act.
B
ind. pqp. 2e mv act.
C
conj. pqp. 2e mv. act.
D
conj. opt. ind. inf. pqp. 2e mv.

Slide 19 - Quiz

Pas je voorkennis van eerdere grammatica toe.
Determineer het woord λελυμενη.

Slide 20 - Open question

Determineer ἐλελυμεθα
A
ind. perf. 1e mv act.
B
ind. perf. 1e mv med.
C
ind. pqp. 1e mv act.
D
ind. pqp. 1e mv med.

Slide 21 - Quiz

Determineer het woord ἐλελυντο.
A
ind. perf. 3e ev act.
B
ind. pqp. 3e mv med.
C
ind. pqp. 3e mv act.
D
ind. impf. 3e mv. med.

Slide 22 - Quiz

Determineer ἐγεγονει(ν)
A
ind. praes. 3e ev.
B
inf. praes. act.
C
ind. pqp. 3e ev.
D
part. perf. nom. mnl. mv.

Slide 23 - Quiz

Onregelmatige perfecta
τεθνηκα - dood zijn (kijk maar naar het element θνη, net als bij ἀποθνῃσκω)
ἑστηκα - staan
οἰδα - weten
LEER deze goed; je vindt ze op p. 48 in COMPENDIUM

Slide 24 - Slide

Wat duidt het perfectum aan als zoveelste verleden tijd naast het imperfectum en de aoristus?

Perfectum: perficere = voltooien.

Perfectum:
1. toestand als resultaat van een voorafgaande handeling.
hij is vastbesloten = zijn besluit staat vast.

2. toestand zonder dat er sprake is van een voorafgaande handeling.
οἰδα = weten


Slide 25 - Slide

Vgl. met praesens/imperfectum:
1. voortdurende situatie (imperfect = onvoltooid)
hij is aan het ...

2. proces dat gaande is

3. achtergrond
Vgl. met
 aoristus:
1. verandering in een situatie



2. afgerond proces

3. actie

Slide 26 - Slide

οἰδα
Het woord οἰδα bestaat alleen in het (plusquam)perfectum, en niet in het praesens, de imperfectum of de aoristus. Het betekent 'ik weet'; het resultaat van 'kennis krijgen, te weten komen'.

Slide 27 - Slide

1 ev pf act
3 ev pqp act
2 mv pf med
inf med
2 ev pqp med
1 ev pqp act
1 ev pqp med
ptc pf nom ev v act
ἐλελυμην
ἐλελυκει(ν)
λελυσθαι
λελυκα
λελυκυια
ἐλελυσο
ἐλελυκη
λελυσθε

Slide 28 - Drag question

Welke vorm is een perfectum?
θνῃσκω
A
ἐθνῃσκον
B
ἐθανον
C
τεθνηκα
D
ἐτεθνηκει

Slide 29 - Quiz

Wat is de determinatie van λελύκοι?
A
nom mv m ptc perf A
B
nom mv ptc fut A
C
3e ev opt perf A
D
3e ev con perf A

Slide 30 - Quiz

Wat is de determinatie van λελυκυῖα?
A
1e ev ind perf A
B
3e mv ind perf A
C
nom ev v ptc perf A
D
nom ev v ptc perf M

Slide 31 - Quiz

perfectum
futurum
plusquam perfectum
λύσετε
λελυκώς
λελύκαμεν
λυθησομένη
ἐλέλυντο
ἐλελύκη
λέλυσθαι
λύσει

Slide 32 - Drag question

imperativus
indicativus
optativus
coniunctivus
λύσοιεν
λέλυσο
λελύκωσι
λελυμένοι εἶτε
λύσει

Slide 33 - Drag question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Determineer de vorm daarna (pf/pqp, act/med, 1/2/3, ev/mv).
βεβουλευκας

Slide 34 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Determineer de vorm daarna (pf/pqp, act/med, 1/2/3, ev/mv).
πεφροντικατε

Slide 35 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Determineer de vorm daarna (pf/pqp, act/med, 1/2/3, ev/mv).
ἐνενομικεμεν

Slide 36 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Determineer de vorm daarna (pf/pqp, act/med, 1/2/3, ev/mv).
ἠλπικως

Slide 37 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Determineer de vorm daarna (pf/pqp, act/med, 1/2/3, ev/mv).
ἐτεθαυμακει

Slide 38 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Determineer de vorm daarna (pf/pqp, act/med, 1/2/3, ev/mv).
ἐσκευακε

Slide 39 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Determineer de vorm daarna (pf/pqp, act/med, 1/2/3, ev/mv).
ἠρωτηκασιν

Slide 40 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Determineer de vorm daarna (pf/pqp, act/med, 1/2/3, ev/mv).
ἐτεθυκεσαν

Slide 41 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Determineer de vorm daarna (pf/pqp, act/med, 1/2/3, ev/mv).
ἐστερηκεναι

Slide 42 - Open question

Toestand als resultaat
Bedenk (indien aangegeven) bij de volgende opdrachten een passende weergave voor de toestand als resultaat van de voorafgaande handeling.
VB: γεγονα - γιγνομαι betekent geboren worden, worden; dus de toestand als resultaat is: ik ben.

Slide 43 - Slide

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.).
ἀκηκοα

Slide 44 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Noteer ook de toestand als resultaat.
ἐληλυθα

Slide 45 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.).
ηὑρηκα

Slide 46 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.).
εἰρηκα

Slide 47 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Noteer ook de toestand als resultaat.
ἑστηκα

Slide 48 - Open question

Noteer het werkwoord waar het volgende woord van is afgeleid (je noteert dus een inf. pr.). Noteer ook de toestand als resultaat.
λελοιπα

Slide 49 - Open question