This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Minor A1, Con Gusto Unidad 2
Slide 1 - Slide
1. Alle woorden die eindigen op een klinker of op -n of -s:
klemtoon op de één na laatste lettergreep
2. Alle woorden die eindigen op een medeklinker,
behalve -n, -s: klemtoon op de laatste lettergreep.
3. Tenzij anders aangegeven door een accent.
Soy vuestra profesora de español los jueves
Bienvenidos
¿Quién soy?
Slide 2 - Slide
¿Preguntas sobre los deberes?
La clase
Wees op tijd (13.00 uur starten we) -> camera's aan ;-)
We starten altijd met een korte herhaling van de vorige les. Je kunt dan vragen stellen over de stof. Tijdens de les wisselen we de uitleg en werken/toepassen in groepjes af.
Slide 3 - Slide
¿Qué recuerdas?
Slide 4 - Slide
herhaling regelmatige ww op -AR TB p.12
persoonlijke vn.
estudiar
1. estudio
2. estudias
3. estudia
1. estudiamos
2. estudiáis
3. estudian
1. ik
2. jij
3. hij, zij, u
1. wij
2. jullie
3. zij, u
1. yo
2. tú
3. él, ella, usted
1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
comprar
1.
2.
3.
1.
2.
3.
.
Slide 5 - Slide
we gaan verder met Unidad 1
Nr. 9 en 10 TB p. 14+15
-naar de betekenis van woorden vragen
-het bepaald lidwoord
Slide 6 - Slide
¿Qué significa? p.14
TB 9a. Leemos en voz alta
"el español, una lengua con historia"
-welke woorden begrijp je al? Onderstreep ze !
-welke woorden ken je niet?
usa el español ;-)
Slide 7 - Slide
¿Qué significa? p.14
¿Qué significa...? - ... significa ...
¿"Taza" significa "kopje"? - Sí, "taza" significa "kopje".
¿"Taza" significa "olie"? - No, "taza" significa "kopje".
¿"Taza" significa "kopje"? - No sé.
el aceite
olie
la naranja
de sinaasappel
el arroz
de rijst
la fruta
het fruit
la jirafa
de giraffe
Slide 8 - Slide
El artículo determinado Nr. 10 TB p.15
singular y plural
Mannelijke woorden eindigen meestal op - o.
Vrouwelijke woorden eindigen meestal op -a evenals woorden op -ción en -dad
Zelfstandige naamwoorden op -e of medeklinker kunnen mannelijke of vrouwelijk zijn.
singular el teatro la palabra
el hotel la universidad
plural los teatros las palabras
los hoteles las universidades
Slide 9 - Slide
trabajar en grupos I - 30 minutos
Maak samen oefening 13,14 en 15 WB unidad 1
tijd over? Maak dan ook 23,24 (zoek in je tekstboek)
Slide 10 - Slide
Unidad 2: Primeros contactos
Leerdoelen CG1 unidad 2 Primeros contactos:
je voorstellen en zeggen waar je vandaan komt
vragen hoe het met iemand gaat
woorden kunnen spellen (dinsdag in de fysieke les)
naar een e-mail adres of telefoonnummer vragen
praten over beroepen/bedrijven
ontkenning
Slide 11 - Slide
Primeros contactos Nr. 1b TB p. 19
¿ Qué profesión tienen las personas en la foto?
Ik ben Cubaanse/ Peruaanse
ik woon in Pamplona/ Gerona
ik werk in een hotel/zkh
Wat betekenen de 3 zinnen?
¿Quién es?
TB 1b p.19
Slide 12 - Slide
Mucho gusto: Nr. 2 TB p.20 - lees mee in je boek
16
17
18
Encantado wordt gezegd door
Encantadawordt gezegd door
Mucho gusto is altijd goed
De betekenis?
mannen
vrouwen
Aangenaam.
Slide 13 - Slide
Nr. 2c TB - vul het schema in m.b.v. de dialogen
Slide 14 - Slide
De antwoorden.....
Slide 15 - Slide
Muy bien... ¿o no?
Slide 16 - Slide
nr. 5 el alfabeto
¿Cómo se escribe?
deletrear = spellen
zie p. 21 TB
Audio 19 TB nr 5a_el alfabeto
Slide 17 - Slide
ik
jij
hij/zij/u
wij
jullie
zij
ser=zijn
soy
eres
es
somos
sois
son
yo
tú
él/ella/usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos/ellas/ustedes
timer
3:00
Nr. 4 tb p. 21, het werkwoord "ser" - zijn
Slide 18 - Slide
Bijzonder gebruik van het werkwoord ser
Wat denk je dat " Yo soy Ana " betekent?
En hoe vertaal je dan "Yo soy de Holanda" ?
Ik ben Ana
Ik kom uit Nederland.
Slide 19 - Slide
Nr. 5a el alfabeto
¿Cómo se escribe tu nombre y apellido?
¿sabes deletrear? = spellen
B de Barcelona, V de Valencia
C a R o L i N a
enige 4 medeklinkers die dubbel voor kunnen komen
Slide 20 - Slide
Het werkwoord SER betekent zijn :
Soy Ana= ik ben Ana
het werkwoord SER met het voorzetsel DE
betekent lettelijk ZIJN VAN maar wij zeggen KOMEN UIT:
Soy de España= ik kom uit Spanje
Vamos a hacer un pequenõ test (een kleine test)
SER versus SER DE
Slide 21 - Slide
¿Cómo se dice?
Hoe zeg je : ik ben Carmen
A
me llamo Carmen
B
Soy Carmen
C
Soy de Carmen
D
Me llamas Carmen
Slide 22 - Quiz
¿Como se dice? hoe zeg je : ik kom uit Guatemala?
A
Soy Guatemala
B
Soy de Guatemala
Slide 23 - Quiz
¿Como se dice? Hoe vraag je : kom je uit Spanje?
A
¿Eres España?
B
¿ Eres de España?
C
¿De dónde España?
D
¿De dónde eres España?
Slide 24 - Quiz
las profesiones - beroepen: mannelijk/vrouwelijk?
zie voor meer beroepen p.170 TB
thematische woordenlijst
Nr.7c TB p. 22
-o -> -a
-or -> -ora
masculino=femenino
uitgangen: -ista, -ía, -e
Slide 25 - Slide
Zet het juiste beroep bij de foto's
la profesora
la cantante
la peluquera
la médica
el/la dentista
el piloto
el camarero
Slide 26 - Drag question
5
Bepaald: de en het
Onbepaald: een
bepaald en onbepaald lidwoord, nr 7d tb
¿Trabaja(s) en un hospital / una escuela?
Slide 27 - Slide
Señor / señora, met en zonder lidwoord
vergelijk de volgende zinnen:
1. Mucho gusto, señora Ribas ( dialoog 1 oef.2)
2. La señora Ribas es la organizadora del congreso (oef 4)
Wanneer gebruik je het lidwoord en wanneer niet?
Slide 28 - Slide
trabajar en grupos II - 30 minutos
Maak samen oefening 1 t/m 3 + 5a en b
in het werkboek (unidad 2)
vul ook samen de Reglas y Sistemas in (unidad 1)
Slide 29 - Slide
Información personal, nr. 9a tb p.23
21
luister en vul de gegevens in
Wat is jouw / uw (mobiele) telefoonnummer?
Heeft u / Heb jij email?
Slide 30 - Slide
Información personal, Nr. 9b TB p.23
Hoe vraag je?
Wat is jouw / uw (mobiele) telefoonnummer?
¿ Cuál es tu/su teléfono/ número de móvil?
antwoord: Es el.........
Heeft u / Heb jij email?
¿ Tiene/s correo electrónico? / ¿tienes e-mail?
antwoord: Sí, es..........
Slide 31 - Slide
Tener= hebben, vaak in de betekenis van bezitten
yo tengo
tú tienes
él/ella/usted tiene
nosotros/as tenemos
vosotros/as tenéis
ellos/ellas/ustedes tienen
LET OP:Tengo 22 años -> leeftijd ook met "tener"
maar je zegt: ik ben 22 jaar
een nieuw werkwoord: tener
Slide 32 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
hombre
hospital
mujer
radio
habitación
problema
mano
chica
café
Slide 33 - Drag question
TB nr. 13 unidad 1 p.16: Maak een zo lang mogelijke zin
Slide 34 - Open question
¿Qué hace usted?
nr. 8a tb, p.23
¿Qué significa...?
Vertaal de vragen, oefenen in de les op locatie
wat betekenen de vragen en antwoorden?
Slide 35 - Slide
¿Qué hace usted?
nr. 8a tb, p.23: nog een paar alternatieven, les op locatie