Hoeveel levert het op?

Economie
Hoofdstuk 3  - We gaan voor de winst
§3.2. Hoeveel levert het op?
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Economie
Hoofdstuk 3  - We gaan voor de winst
§3.2. Hoeveel levert het op?

Slide 1 - Slide

Economie
Hoofdstuk 3  - We gaan voor de winst
§3.2. Hoeveel levert het op?

Slide 2 - Slide

Handelingsaanwijzingen
Nodig: 
  • Pen en papier
  • Rekenmachine
  • Mobiele telefoon

Heb je een vraag? Steek dan je hand op!

Slide 3 - Slide

Programma
  • Leerdoelen
  • Activeren voorkennis
  • Introductiefilmpje
  • Brutowinst, nettoresultaat en arbeidsproductiviteit
  • Bespreken huiswerk
  • Controle leerdoelen

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
  • Hoe je de brutowinst en het nettoresultaat berekent
  • Wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen
  • Wat de productiecapaciteit van een bedrijf is

Slide 5 - Slide

Winst

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Omzet
Omzet = prijs x aantal verkochte producten (afzet)

Bijv. 
Je verkoopt 50 flesjes water voor € 1,00 per flesje.
Omzet = € 1,00 x 50 = € 50,00

Slide 8 - Slide

Kosten
Kosten = 
prijs x aantal ingekochte producten die je gaat verkopen


Bijv.
De 50 flesjes water die je net hebt verkocht, heb je ingekocht voor € 0,60 per flesje. 
Kosten = € 0,60 x 50 = € 30,00

Slide 9 - Slide

Brutowinst
Brutowinst = verschil tussen omzet en kosten

Bijv. 
Je verkoopt 50 flesjes water voor € 1,00 per flesje.
Omzet = € 1,00 x 50 = € 50,00

De 50 flesjes water die je net hebt verkocht, heb je ingekocht voor € 0,60 per flesje. 
Kosten = € 0,60 x 50 = € 30,00

Brutowinst = omzet - kosten
Winst = € 50,00 - € 30,00 = € 20,00

Slide 10 - Slide

Samengevat
Omzet = prijs x aantal verkochte producten (afzet)
Kosten = prijs x aantal ingekochte producten die je gaat verkopen
Brutowinst = verschil tussen omzet en kosten

Slide 11 - Slide

Brutowinst
Deze kosten betalen ze van de brutowinst
Bedrijven hebben kosten

Slide 12 - Slide

Nettoresultaat
Wat overblijft na het betalen van de rekeningen =


Slide 13 - Slide

Verschil
Wat is het verschil tussen brutowinst en nettowinst?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Op een rijtje

Slide 16 - Slide

Meer winst
Meer winst behalen
Omzet vergroten
Kosten verlagen
Verhogen arbeidsproductiviteit
Verhogen productiecapaciteit

Slide 17 - Slide

Stel je vraag over iets wat je niet begrijpt uit deze les

Slide 18 - Open question

Leerdoelen
  • Hoe je de brutowinst en het nettoresultaat berekent
  • Wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen
  • Wat de productiecapaciteit van een bedrijf is

Slide 19 - Slide

Huiswerk
  • Maken: opdracht 13 t/m 24

Slide 20 - Slide

Arbeidsproductiviteit
Productie per medewerker in een bepaalde periode
Arbeidsproductiviteit = totale productie in een periode / aantal werkenden
Verhogen door:
  • Technologische ontwikkelingen
  • Arbeidsverdeling (ieder doet waar hij goed in is)
  • Scholing
  • Prestatiebeloning (bonus of meer salaris)

Slide 21 - Slide

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit = totale productie in een periode / aantal werkenden
Voorbeeld:
Een scooterfabrikant produceert 200 scooters per week. Er werken 10 medewerkers, 5 dagen per week. Bereken de arbeidsproductiviteit per dag.
- De productie per dag = 200 scooters : 5 dagen = 40 scooters per dag
- De arbeidsproductiviteit = 40 scooters : 10 medewerkers = 4 scooters per persoon per dag

Slide 22 - Slide

Productiecapaciteit
De maximale hoeveelheid producten dat een bedrijf kan maken
Productiecapaciteit is afhankelijk van:
  • Aantal uur dat het personeel in het bedrijf werkt
  • Kapitaalgoederen (machines) die worden gebruikt
Bij meer vraag moet een bedrijf meer produceren, dat moet het bedrijf wel aan kunnen

Slide 23 - Slide