3.5 - Het immuunsysteem (H3)

Thema 3
Bloedsomloop
Atheneum 3
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 3
Bloedsomloop
Atheneum 3

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.1 - Bloed
3.2 - De bloedsomloop
3.3 - Het hart
3.4 - Uitscheiding  (herhalen)
3.5 - Het immuunsysteem
3.6 - Gezond leven

Slide 2 - Slide

3.4 Uitscheiding
Herhaling: Een aantal vragen


Slide 3 - Slide

De nieren liggen.....
A
Laag in de buikholte
B
In het midden van de buikholte
C
Hoog in de buikholte
D
In de borstholte

Slide 4 - Quiz

Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen

Slide 5 - Quiz

Van buiten naar binnen bestaat de nier uit....
A
Nierschors, niermerg, nierbekken
B
Niermerg, nierbekken, nierschors
C
Nierbekken, niermerg, nierschors
D
Nierschors, nierbekken, niermerg

Slide 6 - Quiz

Van waaruit wordt bloed aangevoerd aan de nieren?
A
Vanuit de Aorta (nierslagader)
B
Vanuit de onderste holle ader (nierader)
C
Vanuit de buikslagaders
D
Vanuit de buikaders

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

3.5 Immuniteit

Slide 10 - Slide

Leerdoelen basisstof 5
Je kunt uitleggen:
1.  wat antigenen en antistoffen zijn
2. hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties

Je kunt omschrijven:
4. op welke wijze immuniteit kan ontstaan
3. wat er aan de hand is bij een allergie

Slide 11 - Slide

Filmpje antigenen en antistoffen



https://www.youtube.com/watch?v=4LR5upXPXtw

Slide 12 - Slide

Wat is een antigeen?
A
Een eiwit dat het lichaam gebruikt voor bescherming tegen ziekteverwekkers
B
Een binnengedrongen bacterie of virus
C
een lichaamscel die wordtaangevallen door een binnegedrongen micro-organisme
D
een lichaamsvreemd molecuul dat een afweereactie oproept

Slide 13 - Quiz

Wat is in dit plaatje de antistof?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw
D
Die is niet te zien

Slide 14 - Quiz

Immuniteit is:
A
Dat een organisme geen last heeft van een ziekteverwekker
B
Dat een organisme geheugencellen aanmaakt tegen een ziekteverwekker
C
Dat een ziekteverwekker een organisme niet in kan komen

Slide 15 - Quiz

Wat is natuurlijke immuniteit?
A
je bent gevaccineerd en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
B
Je bent ziek geweest en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
C
je bent immuun door een vaccinatie
D
je bent immuun zonder ziek geweest te zijn.

Slide 16 - Quiz

Kunstmatige immuniteit
A
immuniteit die ontstaat doordat je al een keer een bepaalde ziekte hebt gehad
B
immuniteit die ontstaat door inenting met een vaccin
C
Lichaamsvreemde stoffen die geen ziekte veroorzaken

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Vaccinatiegraad
Hoeveel % van de mensen is gevaccineerd

Slide 19 - Slide

Allergie
Lichaam reageert sterk op 'onschuldige' stoffen alsof het ziekteverwekkers zijn
Voorbeeld: pollen, kattenhaar, noten

Gevolg: Opgezwollen slijmvliezen, dikke lippen, rode vlekken, benauwd
Anafylactische reactie

Slide 20 - Slide

Zelfstandig werken
Laatste deel van de les in stilte werken

Thema 3 - Basisstof 5
Opdr. 1, 2, 3, 6, 7, 8

(Tip: 5 is handig om te maken voor jezelf, maar geen huiswerk!)





Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Witte bloedcel die ziekteverwekkers op eet 
("vreetcel" of macrofaag)

Slide 23 - Slide

Andere witte bloedcellen maken antistoffen en schakelen zo de ziekteverwekker uit
Dit gaat sneller en zorgt ervoor dat je minder of niet ziek wordt!

Slide 24 - Slide