Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden

Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden

NN7 Spelling §9
1HAVO/1VWO
Sterke werkwoorden - VT
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden

NN7 Spelling §9
1HAVO/1VWO
Sterke werkwoorden - VT

Slide 1 - Slide

Inhoud van de les
  • Lesdoel
  • Weektaak
  • Theorie
  • Werken aan de weektaak
  • Volgende les 

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les kan ik sterke werkwoorden in de verleden tijd op de juiste manier spellen.

Slide 3 - Slide

Weektaak
Persoonvorm verleden tijd – sterke werkwoorden  Spelling H3 werkwoorden blz. 96-97: opdr. 1, 2, 3 en 4

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Spelling H4 werkwoorden blz. 126-127: opdr. 1, 3 en 4

Slide 4 - Slide

Net hebben we het gehad over het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.

Wat was het verschil ook alweer....?

Slide 5 - Slide

Bij zwakke werkwoorden blijft de klank in de verleden tijd hetzelfde.
Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd.
Net hebben we het gehad over het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.

Wat was het verschil ook alweer....?

Slide 6 - Slide

Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) van klank:

– breken → brak, braken; 
– drinken → dronk, dronken; 
– slapen → sliep, sliepen.

Slide 7 - Slide

Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

  • Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk:
    – rijden → reed, reden; bewegen → bewoog, bewogen
    – ontbijten → ontbeet, ontbeten; liggen → lag, lagen


Slide 8 - Slide

Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

  • Luister naar het meervoud om erachter te komen of de persoonsvorm in het enkelvoud op een d of een t eindigt:
    – bieden → (ik) bood (want: wij/jullie/zij boden)
    – fluiten → (hij) floot (want: wij/jullie/zij floten)




Slide 9 - Slide

Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

  • Luister naar het meervoud om erachter te komen of de persoonsvorm in het enkelvoud op een d of een t eindigt:
    – bieden → (ik) bood (want: wij/jullie/zij boden)
    – fluiten → (hij) floot (want: wij/jullie/zij floten)

    Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd enkelvoud eindigt nooit op dt.


Slide 10 - Slide

Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

  • Gebruik alleen twee dezelfde klinkers of medeklinkers achter elkaar als dat voor de uitspraak nodig is:
    – schrikken → schrokken, maar: zitten → zaten

Slide 11 - Slide

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
In het voorjaar ...... (fluiten) de merel zijn prachtigste lied.

Slide 12 - Open question

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
Een roofvogel ..... (gaan) er met de eieren van de grutto vandoor.

Slide 13 - Open question

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
De meeste broedvogels ..... (trekken) in het najaar naar het zuiden.

Slide 14 - Open question

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
Eerlijk gezegd ....... (vinden) Erik zijn nieuwe game best saai.

Slide 15 - Open question

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
Veel leerlingen ...... (denken) dat Nederlands een saai vak zou zijn.

Slide 16 - Open question

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
Maar gelukkig ....... (vallen) dat heel erg mee.

Slide 17 - Open question

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
In het weekend ...... (slapen) ik tot 11 uur.

Slide 18 - Open question

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
Op het feestje van Mo ....... (blijven) we lang zitten.

Slide 19 - Open question

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
Ik ...... (doen) erg mijn best om er goed uit te zien.

Slide 20 - Open question

Lesdoel behaald?
Aan het einde van de les kan ik sterke werkwoorden in de verleden tijd op de juiste manier spellen.

Slide 21 - Slide

De stof van deze les beheers ik:
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Volgende les
Maandag: voltooid en onvoltooid deelwoord
Dinsdag: leesles
Vrijdag: herhaling spelling en grammatica

Slide 23 - Slide