Leiden als studentenstad

• Aardrijkskunde
• Basisschool
• Groep 7,8

Leiden als studentenstad

Wie wonen er in Leiden?

Lesdoel

Aan het eind van de les weten jullie meer over de bevolking van Leiden

Lesverloop

Quiz

Opdracht

Afsluiting

Vertel dat we het over het laatste tijdvak gaan hebben, over het nu.

Wijs Leiden aan op de kaart.

Hoeveel inwoners heeft Leiden ongeveer?

1. 130.000
2. 150.000
3. 1.000.000
4. 200.000

Vertel dat het inwoners aantal van leiden steeds verder stijgt. Ook kun je het dipje verklaren tussen 2019 en 2021 door het over Corona te hebben. 

In 1585 nadat heel veel mensen vanuit Antwerpen naar Leiden zijn verhuist waren iets van 12.000 mensen bewoner van Leiden. Dit was na het beleg van Antwerpen. Ze waren migranten en ook hoogopgeleid

Woon je in leiden?

Ja

Nee

Laat zien dat de meeste inwoners van leiden uit Nederland komen. Een klein deel uit Europa en het andere deel uit de rest van de wereld.

Pak ook terug naar de vorige les waarbij het ging over de mensen die uit Antwerpen naar Leiden zijn gekomen en toen hier aan het werk zijn gegaan.

Benoem dat er toen iets meer dan 12.000 waren. Benoem hierbij dat dit een enorm verschil is

Welke leeftijd komt het meest voor in Leiden?

Hier zie jullie dat er in Leiden verschillen leeftijdsgroepen zijn. Er zijn heel veel mensen die in de leeftijd zitten dat ze studeren of daar net klaar mee zijn. Daarnaast zijn er ook veel mensen in de leeftijd dat ze werken.

Ook zie je dat Leiden vrij jong is, al zijn er ook vrij veel oudere. 

De kinderen zijn de kleinste groep.

Wat dit wel betekent is dat er meer oude mensen dan echt jonge mensen zijn.

Welke steden zouden ook een vergelijkbare opbouw van de bevolking hebben?

Delft

Flyer maken!

- Promoot Leiden

- Wat maakt Leiden zo leuk?

- Wat voor culturen zie je in Leiden?

- Wat voor leeftijdsgroepen zie je in Leiden? 

Presenteren

Afsluiting

- Wat doet de bevolking van leiden? Groeit dit of daalt het?

- Wat wist je nog niet wat je deze les geleerd hebt?

Laat de kinderen hun hand opsteken of staan als ze denken dat het groeit en zitten als ze denken dat het daalt.

Sluit de les af en benoem hoe het ging.