Woordsoortbenoemen 2

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Noem de lidwoorden

Slide 2 - Open question

Geef een voorbeeld van een
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Mind map

In deze zin is 'mooie' een bijv.nw.
Die mooie auto is van mijn tante.
A
niet juist
B
juist

Slide 4 - Quiz

Wat is een/zijn zelfstandig naamwoord(en)?

Die mooie auto is van mijn tante.
A
auto
B
tante
C
auto, tante
D
mooie auto

Slide 5 - Quiz

Welk woordsoort zie je hier??

Slide 6 - Slide

Benoem het woord TIJDENS:
Zij heeft hem tijdens de vakantie ontmoet.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Quiz

Noteer de zelfstandig naamwoorden:
RTL presenteert een nieuw programma.

Slide 8 - Open question

Benoem het woord CHRIS:
Gisteren heeft Chris zijn brommercertificaat gehaald.
A
vz
B
bijw
C
bijv.nw
D
zelfst.nw

Slide 9 - Quiz

bez.vnw (bezittelijk voornaamwoord
- staat voor een zelfst.nw
- geeft een bezit aan
- kan zelfstandig of bijvoeglijk in de zin voorkomen

Slide 10 - Slide

wederkerend vnw
alléén in combinatie met wederkerend werkwoord

-ZICH vervelen
- ME schamen
- ONS vergissen

Slide 11 - Slide

Wederkerig vnw
- elkaar
- mekaar
- elkander

Slide 12 - Slide

vragend vnw
- wie
- wat
- welke
- wat voor (een)

Slide 13 - Slide

aanwijzend vnw
- deze
- dit
- die
- dat

Slide 14 - Slide

betrekkelijk vnw
verwijst terug naar woord(groepje) dat er VLAK VOOR staat.

De jongen DIE daar loopt.
Het meisje DAT mooi zingt.

Slide 15 - Slide

Noem de wederkerige vnw

Slide 16 - Open question

Noem de belangrijkste betrekkelijke vnw

Slide 17 - Open question

Veel succes!

Slide 18 - Slide