les 13 H3.4 Mol en Molaire massa_3HAVO

1 / 28
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

§3.4- Atoommassa en molecuulmassa (2)
  • mol
  • molaire massa

NOVA 3HAVO H3.4

Slide 2 - Slide

Deze les:
  • herhalen WAT is de mol
  • wat is de molaire massa

Slide 3 - Slide

WAT is de mol?
De mol is ook een vaste hoeveelheid 
  • 1 mol = 6,02*1023 (moleculen)

Dus 1 mol water, 1 mol suiker, 1 mol ......
is altijd 6,02*1023 moleculen

herhaling

Slide 4 - Slide

WAT is de mol?
1 mol =  6,02*1023 deeltjes

Kun je je wel voorstellen hoeveel dat is??
Stel dat je zoveel geld had, of papier, of marshmallows....

 




Slide 5 - Slide

3

Slide 6 - Video

00:54
Als je 1 mol centen verdeelt over
6 miljard mensen, hoeveel geld krijgt elke persoon dan?
A
1 ton
B
1 miljoen
C
1 miljard
D
1 triljard

Slide 7 - Quiz

01:11
Als je een stapel maakt van
1 mol A4 papier, hoe vaak kun je dan op en neer naar de maan?
A
8000 x
B
8 miljoen x
C
8 miljard x
D
8 triljard keer

Slide 8 - Quiz

02:01
Hoe lang duurt het om
met 6 miljard mensen
1 mol marshmallows op te eten?
A
400 jaar lang 1 marshmallow per persoon per seconde
B
4000 jaar lang 1 marsmallow per persoon per seconde
C
40 miljoen jaar lang 1 marshmallow per persoon per seconde
D
4 miljard jaar lang 1 marshmallow per persoon per seconde

Slide 9 - Quiz

check: de mol
Bereken en schrijf in je schrift: --> hoeveel moleculen zitten er in        1 mol water
            1 mol ammoniak
            2 mol methaan
            0,5 mol koolstofdioxide


timer
2:00

Slide 10 - Slide


Hoeveel waterstofatomen zijn er aanwezig in 15 moleculen ammoniak?

Slide 11 - Open question


Hoeveel mol waterstofatomen zijn er aanwezig in 15 mol ammoniak?

Slide 12 - Open question


Hoeveel waterstofatomen zijn er aanwezig in 15 mol ammoniak?

Slide 13 - Open question

Werk 10 minuten aan de volgende opgaven. 
Daarna gaan we verder met de uitleg.
opgave 5
ga daarna verder met opgave 2c
maak tenslotte opgave 2b
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Potjes met 1 mol van een stof 
  • 1 slokje water = 1 mol moleculen!

  • Waarom neemt 1 mol suiker meer
       volume in dan 1 mol water?

  • Waarom is 1 mol suiker zwaarder
      dan 1 mol water?

Slide 15 - Slide

Deze les:
  • herhalen WAT is de mol
  • wat is de molaire massa 

Slide 16 - Slide

Molaire massa: waarom?
Bij een chemische reactie, bijvoorbeeld in een fabriek, reageren heel veel moleculen met elkaar. Je rekent dan met "mol" en het is dan handig om te weten hoeveel dat weegt in "gram". De massa van 1 molecuul is hiervoor een handig hulpmiddel.

Slide 17 - Slide

weet je het nog?
Bereken de massa van 1 molecuul CH4
TIP: gebruik het Periodiek Systeem

Slide 18 - Slide

weet je het nog?

wat is de massa van 1 molecuul CH4?
1 x 12,01   +   4 x 1,008   = 16,042 u

Slide 19 - Slide

molecuulmassa = molaire massa               
de massa van één molecuul ( in u)
=
de massa van één mol (in gram)
        



noteer en leer

Slide 20 - Slide

voorbeeld (1)
de massa van 1 molecuul CH4 = 16,04 u
DUS
de massa van 1 mol CH4 = 16,04 gram
DUS
de molaire massa van CH4 = 16,04 g/mol

Slide 21 - Slide

voorbeeld (2)
de massa van 1 molecuul H2O = ................ u
DUS
de massa van 1 mol H2O = ................... gram
DUS
de molaire massa van H2O = .................... g/mol

Slide 22 - Slide

Molaire massa M             
Nog een voorbeeld:
Molecuulmassa H2O =(2xH + 1xO)
                                        =(2x1,008 + 1x16,00)     
                                        =18,016 u 
Dus de massa van 1 mol H2O is 18,016 gram
Molaire massa M van H2O = 18,016 g/mol
noteer en leer

Slide 23 - Slide

Wat is de molaire massa van waterstofperoxide (H2O2)?
timer
2:00

Slide 24 - Open question

Wat is de molaire massa van waterstofperoxide ?

H2O2

 2x1,008 + 2x16,00 = 34,02 g/mol

Slide 25 - Slide

Wat is de molaire massa van zwaveltrioxide (SO3)?
timer
2:00

Slide 26 - Open question

Wat is de molaire massa van zwaveltrioxide ?

SO3
                 32,06 + 3x16,00 = 80,06 g/mol

Slide 27 - Slide

Huiswerk
Leren: boek blz 150 + 151 + voorbeeldopgaven 1&2&3  
Maken + nakijken: opgave  2 + 5  
let op:
  • je hoeft GEEN rekening te houden met het juiste aantal significante cijfers

Slide 28 - Slide