hst 6 paragraaf 1 "Warmte en temperatuur"

Hst 6.1 "Warmte en temperatuur"
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hst 6.1 "Warmte en temperatuur"

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

6.1.1 Je kunt vier elektrische warmtebronnen noemen die je in huis of op school gebruikt.
6.1.2 Je kunt het energie-stroomdiagram van een elektrische warmtebron tekenen en toelichten.
6.1.3 Je kunt berekenen hoeveel warmte een elektrische warmtebron in een bepaalde tijd levert.
6.1.4 Je kunt het verband tussen temperatuur en tijd meten en weergeven in een diagram.
6.1.5 Je kunt het verband tussen temperatuur en warmte bepalen en weergeven in een diagram.

Slide 2 - Slide

Vandaag

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Warmtebronnen
Een warmtebron is alles waar warmte vanaf komt.
Links een paar voorbeelden.

Slide 5 - Slide

Warmtebronnen
Een warmtebron is alles waar warmte vanaf komt.
Links een paar voorbeelden.

Slide 6 - Slide

Energie omzetten

Slide 7 - Slide

Q is Energie

Slide 8 - Slide

Warmte berekenen

Omdat een elektrische bron alle energie omzet in warmte , kun je de hoeveelheid warmte berekenen met:   Q = E = P x t

Q = Warmte in Joule

E = Elektrische energie

P = Vermogen in Watt

t = Tijd in seconde

Slide 9 - Slide

Energie verbruik

Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Een waterkoker met een vermohgen van 2400 W doet er 25 s over om 175 mL water aan de kook te brengen.
Bereken hoeveel warmte de waterkoker in die 25 s heft geleverd.
  • Q = E = P x t
  • Q = E = 2400 x 25
  • Q = 60 000 J = 60 kJ

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Temperatuur-tijd diagram

Slide 14 - Slide

Wat is de formule om het energieverbruik te berekenen?
A
E = P : t
B
E = t : P
C
E = P x t

Slide 15 - Quiz

Een lamp van 50 W brandt van 18.00 tot 21.30 uur. Bereken het energieverbruik.

P = 0,05 kW t = 3,5 h E = P x t
A
0,175 kW
B
0,175 h
C
0,175 kWh
D
0,175 hKw

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Het symbool voor vermogen is ......
A
t
B
U
C
P
D
I

Slide 19 - Quiz

Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren

Slide 20 - Quiz

Wat betekent de afkorting E?
A
Energieverbruik
B
Vermogen
C
Elektriciteit
D
Tijd

Slide 21 - Quiz

Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte

Slide 22 - Quiz

Bereken de warmte van een fohn die 2 minuten aan staat.

De fohn werkt op 6 A. En werkt op het elektriciteitsnet.
G: 6 A, 230 V
G:
F: 
U: 

G: 
G:
F: 
U:

Slide 23 - Slide

Bereken de warmte van een fohn die 2 minuten aan staat.

De fohn werkt op 6 A. En werkt op het elektriciteitsnet.
G: 6 A, 230 V
G: P in W
F: P = U x I
U: 6 x 230 = 1380 
1380 W

G: 1380 W, 2 min (120 s)
G: Q in J
F: Q = E = P x t
B: 1380 x 120 = 
165.600 J

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video