Meewerkend voorwerp

Lesplanning
  • 10 minuten lezen
  • Les  22: lijdend voorwerp 1 en 2 bespreken 
  • Les 22: uitleg meewerkend voorwerp 
  • Zelfstandig werken 
  • Afsluiten 
timer
10:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning
  • 10 minuten lezen
  • Les  22: lijdend voorwerp 1 en 2 bespreken 
  • Les 22: uitleg meewerkend voorwerp 
  • Zelfstandig werken 
  • Afsluiten 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Stappen
  • Persoonsvorm
  • Werkwoordelijke gezegde 
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp 
  • Meewerkend voorwerp (alleen als er een lijdend vw. is)
  • Bijwoordelijke bepaling
  • Voorzetselvoorwerp 


Slide 2 - Slide

Het meewerkend voorwerp 
Geeft aan voor wie iets bestemd is 
1. Noteer het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp. 
2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? 
3. Controleer of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen. 

Slide 3 - Slide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).


Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.

Slide 4 - Slide

Doel van de les:
  • Hoe je het meewerkend voorwerp van een zin kunt vinden.Uitleg over het meewerkend voorwerp.
  • Oefenen/quiz
  • Tijd voor vragen en/of opmerkingen.

Slide 5 - Slide

Stappen
  • Persoonsvorm
  • Zinsdelen
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp (alleen bij een werkwoordelijk gezegde)
  • Meewerkend voorwerp


Slide 6 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 7 - Quiz

In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Zoek het meewerkend voorwerp!
Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.
A
voor haar vriend
B
zes rozen
C
haar vriend
D
voor Valentijnsdag

Slide 10 - Quiz

Zoek het meewerkend voorwerp.
De kleine jongen gaf de reus geen kans meer.
A
de kleine jongen
B
de reus
C
geen kans
D
er is geen meewerkend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?
- de postbezorger overhandigde de klant de bestelling
A
De postbezorger
B
De klant
C
De bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Zelfstandig werken 
Lees de leerstof van les 22 meewerkend voorwerp nog even goed door. 
Maak daarna de volgende opdrachten:
  • opdracht 4 (kies zelf 5 zinnen) 
  • opdracht 5 (kies zelf 5 zinnen)
  • Klaar? Ga naar drillster les 22: meewerkend voorwerp 

Slide 13 - Slide