6.2 reliëf als klimaatfactor

                    Welkom! 
  • Je komt voorbereid in de les. Je hebt je huiswerk af en   je hebt alle spullen voor het vak mee.  ​
  • Vooraf aan de les, leg je alle spullen die je nodig hebt,     op je bureau.
  • Zitten volgens de plattegrond
  • Je legt je tas op of onder het rek in het lokaal. 
  • Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je   helpt waar mogelijk en beledigd niemand. 
  • Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen en je zorgt   dat je je lesdoelen behaald. ​



Welkom B1I!
1 / 30
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

                    Welkom! 
  • Je komt voorbereid in de les. Je hebt je huiswerk af en   je hebt alle spullen voor het vak mee.  ​
  • Vooraf aan de les, leg je alle spullen die je nodig hebt,     op je bureau.
  • Zitten volgens de plattegrond
  • Je legt je tas op of onder het rek in het lokaal. 
  • Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je   helpt waar mogelijk en beledigd niemand. 
  • Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen en je zorgt   dat je je lesdoelen behaald. ​



Welkom B1I!

Slide 1 - Slide

Zeestromen hebben diverse invloeden op klimaatgebieden. 
Zet de juiste invloed bij de juiste zeestroom.
Warme Zeestroom
Koude Zeestroom
Komt vanaf de polen
Zorgt voor veel neerslag
Zorgt voor droge lucht
Geeft ijsvrije havens
Komt vanaf de evenaar
Maakt het klimaat minder extreem

Slide 2 - Drag question

GOED
FOUT
Een warme zeestroom loopt altijd van Noord naar Zuid
Een koude zeestroom zorgt voor droge klimaten aan de kust

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  • de kenmerken van het reliëf van Europa
  • het verband tussen het reliëf en de temperatuur 
  • het verband tussen het reliëf en de neerslag
  • wat het verband is tussen aanlandige winden en het ontbreken van reliëf

Slide 6 - Slide

Benodigde voorkennis 
Je weet dat hoe hoger je gaat hoe kouder het 
                 wordt.
Je kunt een klimaatgrafiek aflezen
Je weet hoe neerslag ontstaat
Je weet het verschil tussen hoogte- en 
                 breedteligging

Slide 7 - Slide

Klimaatfactoren 

1. hoogteligging
2. breedteligging
3. wind- en zeestromen



Hoger hoger op een berg, hoe kouder.
1
Hoger de breedte hoe kouder.
2
Dicht bij zee, hoe milder het klimaat.
3
herhaling!

Slide 8 - Slide

Reliëf en vorm van Europa


Hoogste gebergte van Europa = de Alpen. 
De Mont Blanc is 4808m hoog 
Ter vergelijking de Mount Everest is 8848m 


Slide 9 - Slide

Reliëf = Hoogteverschil in het landschap 

Slide 10 - Slide

Hoogtegordels
eeuwige sneeuw (gletsjers)
1
rotsgordel
2
weiden
3
herhaling!

Slide 11 - Slide

Zet in de juiste volgorde, 
van hoog naar laag.
          1                         2                        3                        4                        5 
5, 2, 1, 3, 4
herhaling!

Slide 12 - Slide

Vorm van Europa 
  • Europa is een schiereiland: aan 3 kanten zee
  • Binnen Europa zijn er verschillende schiereilanden
  • Europa heeft grote inhammen: Gelede kust
  • de zee is nooit ver weg

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

ook een schiereiland?

Slide 15 - Slide

Temperatuur en hoogte
Per 100 meter stijgen
daalt de temperatuur 
met 0,6 graden. 
= temperatuurgradiënt

Ofwel... per 1000 meter 
stijgen daalt de 
temperatuur met 6 graden.



Slide 16 - Slide

Bijvoorbeeld
1000 m stijgen = 6°C minder

In de almweiden is het 10 graden. Je stijgt 1500 meter naar de mossen en korstmossen. Wat is de temperatuur daar?



Slide 17 - Slide

Aan de slag:
Wat?
§6.2
Maken opdracht 1 t/m 4 via LB. 
Hoe?
De eerste 10 minuten werk je zelfstandig en in stilte, hierna mag je overleggen en samenwerken.
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Noteer in je schrift de begrippen met de betekenis
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof
timer
10:00

Slide 18 - Slide

                    Welkom! 
  • Je komt voorbereid in de les. Je hebt je huiswerk af en   je hebt alle spullen voor het vak mee.  ​
  • Vooraf aan de les, leg je alle spullen die je nodig hebt,     op je bureau.
  • Zitten volgens de plattegrond
  • Je legt je tas op of onder het rek in het lokaal. 
  • Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je   helpt waar mogelijk en beledigd niemand. 
  • Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen en je zorgt   dat je je lesdoelen behaald. ​



Welkom B1I!

Slide 19 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  • de kenmerken van het reliëf van Europa
  • het verband tussen het reliëf en de temperatuur 
  • het verband tussen het reliëf en de neerslag
  • wat het verband is tussen aanlandige winden en het ontbreken van reliëf

Slide 20 - Slide

Weer & klimaat
Hoe zit het? Overeenkomst en verschillen tussen het weer en het klimaat.

Het weer: tempratuur, neerslag, wind op bepaalde plaats en bepaalde tijd.

Het klimaat: Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een periode van 30 jaar. 

Slide 21 - Slide

Reliëf en temperatuur 

Slide 22 - Slide

Reliëf en temperatuur 
In de zomer: 
  • gebergte houdt de koele zeelucht tegen 
  • Warmer in Zweden dan in Noorwegen
  • Gebergte werkt als een klimaatscheiding


• Ander verband reliëf en temperatuur: 100 m stijging = 0,6 ⁰C kouder =  temperatuurgradiënt

Slide 23 - Slide

Reliëf en neerslag
Het klimaat: temperatuur en neerslag in een groot gebied over een periode van 30 jaar.
  • Reliëf veroorzaakt grote verschillen in neerslag in Europa 
  • In de stad Bergen valt veel meer neerslag dan in Lillehammer
Het Scandinavisch Hoogland zorgt voor:
  •  stuwingsregens aan de loefzijd  > Bergen, kust, windkant
  • droogte aan de lijzijde / de regenschaduw > Lillehammer, landinwaarts, niet-windkant
 
Zonder bergen in het kustgebied:
 aanlandige winden brengen neerslag in het binnenland van Europa 
  •  wel geldt: hoe verder landinwaarts, hoe minder neerslag

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Aan de slag:
Wat?
§6.2
Maken opdracht 1 t/m 4 via LB. 
Hoe?
De eerste 10 minuten werk je zelfstandig en in stilte, hierna mag je overleggen en samenwerken.
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Noteer in je schrift de begrippen met de betekenis
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Soort neerslag?
Loefzijde
Lijzijde
A
Frontale neerslag
B
Stijgingsneerslag
C
Stuwingsneerslag

Slide 28 - Quiz

De loefkant is de
A
droge kant van de berg
B
natte kant van de berg
C
loefzijde
D
lijzijde

Slide 29 - Quiz

Bij de lijzijde
A
is er sprake van stijgende lucht en droogte
B
is er spraken van stijgende lucht en regen
C
is er sprake van dalende lucht en droogte
D
is er sprake van stijgende lucht en regen

Slide 30 - Quiz