6.2 Reliëf als klimaatfactor

1 / 30
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Een deel van De Golfstroom die invloed heeft op Europa. Blauw is koud water, rood is warm water.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  • de kenmerken van het reliëf van Europa
  • het verband tussen het reliëf en de temperatuur 
  • het verband tussen het reliëf en de neerslag
  • wat het verband is tussen aanlandige winden en het ontbreken van reliëf

Slide 5 - Slide

Benodigde voorkennis 
Je weet dat hoe hoger je gaat hoe kouder het 
                 wordt.
Je kunt een klimaatgrafiek aflezen
Je weet hoe neerslag ontstaat
Je weet het verschil tussen hoogte- en 
                 breedteligging

Slide 6 - Slide

Klimaatfactoren 

1. hoogteligging
2. breedteligging
3. wind- en zeestromen



Hoger hoger op een berg, hoe kouder.
1
Hoger de breedte hoe kouder.
2
Dicht bij zee, hoe milder het klimaat.
3
herhaling!

Slide 7 - Slide

Reliëf en vorm van Europa


Hoogste gebergte van Europa = de Alpen. 
De Mont Blanc is 4808m hoog 
Ter vergelijking de Mount Everest is 8848m 


Slide 8 - Slide

Reliëf = Hoogteverschil in het landschap 

Slide 9 - Slide

Hoogtegordels
eeuwige sneeuw (gletsjers)
1
rotsgordel
2
weiden
3
herhaling!

Slide 10 - Slide

Zet in de juiste volgorde, 
van hoog naar laag.
          1                         2                        3                        4                        5 
5, 2, 1, 3, 4
herhaling!

Slide 11 - Slide

Vorm van Europa 
  • Europa is een schiereiland: aan 3 kanten zee
  • Binnen Europa zijn er verschillende schiereilanden
  • Europa heeft grote inhammen, de zee is nooit ver weg

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

ook een schiereiland?

Slide 14 - Slide

Temperatuur en hoogte
Per 100 meter stijgen
daalt de temperatuur 
met 0,6 graden.

Ofwel... per 1000 meter 
stijgen daalt de 
temperatuur met 6 graden.



Slide 15 - Slide

Bijvoorbeeld
1000 m stijgen = 6°C minder

In de almweiden is het 10 graden. Je stijgt 1500 meter naar de mossen en korstmossen. Wat is de temperatuur daar?



Slide 16 - Slide

Aan de slag:
Wat?
§6.2
Maken opdracht 1 t/m 3 via LB. 
Hoe?
De eerste 10 minuten werk je zelfstandig en in stilte, hierna mag je overleggen en samenwerken.
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Noteer in je schrift de begrippen met de betekenis
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  • de kenmerken van het reliëf van Europa
  • het verband tussen het reliëf en de temperatuur 
  • het verband tussen het reliëf en de neerslag
  • wat het verband is tussen aanlandige winden en het ontbreken van reliëf

Slide 20 - Slide

Weer & klimaat
Hoe zit het? Overeenkomst en verschillen tussen het weer en het klimaat.

Het weer: tempratuur, neerslag, wind op bepaalde plaats en bepaalde tijd.

Het klimaat: Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een periode van 30 jaar. 

Slide 21 - Slide

Reliëf en temperatuur 

Slide 22 - Slide

Reliëf en temperatuur 
In de zomer: 
  • gebergte houdt de koele zeelucht tegen 
  • Warmer in Zweden dan in Noorwegen
  • Gebergte werkt als een klimaatscheiding


• Ander verband reliëf en temperatuur: 100 m stijging = 0,6 ⁰C kouder

Slide 23 - Slide

Reliëf en neerslag
Het Scandinavisch Hoogland zorgt voor:
  •  stuwingsregens aan de loefzijd  > Bergen, kust, windkant
  • droogte aan de lijzijde / de regenschaduw > Lillehammer, landinwaarts, niet-windkant
 
Zonder bergen in het kustgebied:
 aanlandige winden brengen neerslag in het binnenland van Europa 
  •  wel geldt: hoe verder landinwaarts, hoe minder neerslag

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Aan de slag:
Wat?
§6.2
Maken opdracht  4 t/m 8 via LB. 
Hoe?
De eerste 10 minuten werk je zelfstandig en in stilte, hierna mag je overleggen en samenwerken.
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Noteer in je schrift de begrippen met de betekenis
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Soort neerslag?
Loefzijde
Lijzijde
A
Frontale neerslag
B
Stijgingsneerslag
C
Stuwingsneerslag

Slide 28 - Quiz

De loefkant is de
A
droge kant van de berg
B
natte kant van de berg
C
loefzijde
D
lijzijde

Slide 29 - Quiz

Bij de lijzijde
A
is er sprake van stijgende lucht en droogte
B
is er spraken van stijgende lucht en regen
C
is er sprake van dalende lucht en droogte
D
is er sprake van stijgende lucht en regen

Slide 30 - Quiz