Middeleeuwen, 3.2, het christendom wordt belangrijker en standensamenleving

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 1

3.2 Het christendom wordt belangrijker

Huiswerk 

- Opdracht 6b en 6c

- Pagina 141

         Herhaling van de vorige les

- Christendom

- Wie waren missionarissen? Kun je een voorbeeld hiervan noemen? 

- Waar geloofden Heidenen in? Wie waren dat ook alweer?

- De Bijbel

                                             -   Geloof werd ontzettend belangrijk                                                           - Priester in elk dorpje                                               -Hemel en hel principe

- Lezen van de Bijbel

      - Zondag en feestdagen

Wie kon de bijbel lezen

1. Alleen vrouwen konden dat
2. Alleen geestelijken
3. Alleen eerste zonen
4. Niemand

Waren mensen bang om in de hel te komen? Wat deden ze om dit te voorkomen?

1. Ja, ze waren bang
2. Nee, ze waren niet bang

Welke dag is het vandaag? 

- Denk je dat ze bij deze dag meer, of juist minder stil zouden staan in de middeleeuwen? 

Standensamenleving

- In de middeleeuwen was de bevolking verdeeld in standen

- Stand: een groep mensen die een eigen taak had

- Sprake van 3 standen

- Overeenkomst: vrouwen hadden in alle drie de standen, vrijwel niets te zeggen

Geestelijkheid, adel en boeren

                                                  Bevolking verdeeld in drie standen

                                  1. De geestelijkheid

              2. De adel

                    3. De boeren

Stand 1: de geestelijkheid

Wie?

- Geestelijken zoals: de Paus (belangrijkste), priesters en monniken -> welk geloof was dat ook alweer?

Wat?

- Bidden voor de mensen en het besturen van de kerk

Stand 2: de adel

Wie?

- Edelman die dat door geboorte waren, of door de koning werd aangewezen. Bijvoorbeeld: ridders en hertogen

Wat?

- Het beschermen van de geestelijken en de boeren

-  Zorgen dat alles veilig is 

Stand 3: de boeren

Wie?

- De boeren

Wat?

- Het land bewerken en zorgen dat er genoeg voedsel voor iedereen is

Wie had er, ongeacht de stand, weinig te zeggen?

1. Geestelijken
2. Vrouwen
3. Moeders
4. Ridders

Wie was de tweede stand?

1. De adel
2. De geestelijken
3. De boeren
4. De vrouwen

Bron 4 in het boek

Pagina 142

Voor de volgende les

- Maken van opdrachten 8 en 11

- De volgende paragraaf gaat over de islam, schrijf minimaal twee dingen op, die je al over de islam weet