Klimaatsysteem van Köppen

Köppen zag het verband tussen het klimaat en ....
A
het weer
B
neerslag
C
de plantengroei
D
temperatuur
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Köppen zag het verband tussen het klimaat en ....
A
het weer
B
neerslag
C
de plantengroei
D
temperatuur

Slide 1 - Quiz

Welke letter van Köppen staat voor landklimaat?
A
A
B
C
C
B
D
D

Slide 2 - Quiz

Zet de juiste letter van Köppen bij het juiste klimaat.
Droog klimaat
Koud klimaat
Landklimaat
Zeeklimaat
Tropisch klimaat
A
B
C
D
E

Slide 3 - Drag question

Hoeveel hoofdklimaten kent het klimaatsysteem van Köppen?
A
4
B
6
C
5
D
7

Slide 4 - Quiz

Welk klimaattype volgens het systeem van Köppen heeft Nederland?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 5 - Quiz

Welk klimaat volgens Köppen hoort bij deze klimaatgrafiek?
A
BW
B
BS
C
ET
D
Dw

Slide 6 - Quiz

Welke afkorting van Köppen hoort bij dit klimaat?

A
BS
B
BW
C
Dw
D
Cs

Slide 7 - Quiz

Meting
land 9
Zet de juiste letters van het klimaatsysteem van Köppen bij de juiste plek op de wereld.

Let op: 1 klimaatsysteem hoort bij geen van de plaatsen en blijft dus over.
EH
Af
BW
Cf
Df
ET

Slide 8 - Drag question

Wat is het albedo effect?




A
Een warme zeestroming
B
Zonlicht dat weerkaatst wordt op het ijs
C
Een bergachtig gebied
D
Een hoeveelheid zonlicht op iets

Slide 9 - Quiz

De albedo is het grootst in/op
A
de toendra
B
de zuidpool
C
de oceaan
D
de woestijn

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de vijf klimaatfactoren

Slide 11 - Open question

Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Twee beweringen:
1. Een koude zeestroom is wat temperatuur betreft altijd kouder dan een warme zeestroom
2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 13 - Quiz

Aan de loefzijde is ?
A
Regenschaduw
B
Stuwingsregen
C
Stijgingsregen
D
Frontale regen

Slide 14 - Quiz

Aan de loefzijde is ?
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen

Slide 15 - Quiz

Rond de 30-ste breedtegraad is er
A
dalende lucht en lage druk
B
dalende lucht en hoge druk
C
stijgende lucht en lage druk
D
stijgende lucht en hoge druk

Slide 16 - Quiz

Op welke breedtegraad ligt Nederland?
A
31 graden Noorderbreedte
B
52 graden Noorderbreedte
C
5 graden Oosterlengte
D
75 graden Noorderbreedte

Slide 17 - Quiz

Hogedrukgebieden (maximum) vind je bij deze breedtegraden:
A
0 en 30
B
30 en 60
C
30 en 90
D
60 en 90

Slide 18 - Quiz

Wat is de breedtegraad van de poolcirkel?
A
23 ½ °
B
50 ½ °
C
66 ½ °

Slide 19 - Quiz

Hoe hoger de breedtegraden, hoe...
A
Warmer
B
Kouder
C
Droger
D
Natter

Slide 20 - Quiz

Op welke breedtegraad is het warmer?
A
Hoge breedtegraad
B
Lage breedtegraad

Slide 21 - Quiz

Einde! Hoe zal het SO volgende week gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll