1.1 Behoeften en middelen

Leerdoelen § 1: jouw financiën
  1. Je weet welke soorten behoeften er bestaan en kent de verschillen tussen de           verschillende behoeften.
  2. Je kent de begrippen middelen en schaarste en je kan het verband tussen deze begrippen uitleggen.
  3. Je weet op welke manier mensen in behoeften kunnen voorzien.
  4. Je kunt uitleggen hoe middelen op meerdere manieren kunnen worden ingezet.

1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolWOvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leerdoelen § 1: jouw financiën
  1. Je weet welke soorten behoeften er bestaan en kent de verschillen tussen de           verschillende behoeften.
  2. Je kent de begrippen middelen en schaarste en je kan het verband tussen deze begrippen uitleggen.
  3. Je weet op welke manier mensen in behoeften kunnen voorzien.
  4. Je kunt uitleggen hoe middelen op meerdere manieren kunnen worden ingezet.

Slide 1 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Leerdoelen § 1: jouw financiën
  1. Je weet welke soorten behoeften er bestaan en kent de verschillen tussen de           verschillende behoeften.

Slide 2 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.1 Behoeften en middelen
Primaire behoeften: 
Gericht op het overleven, zoals voedsel, kleding en onderdak.

Behoeften
Primaire behoeften
(basisbehoeften)

Slide 3 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
Primaire behoeften: 
Gericht op het overleven, zoals voedsel, kleding en onderdak.

Behoeften
Primaire behoeften
(basisbehoeften)

Secundaire behoeften: 
Alle andere behoeften als aan de primaire behoeften is voldaan.
Secundaire behoeften
(overige behoeften)

Slide 4 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
Primaire behoeften: 
Gericht op het overleven, zoals voedsel, kleding en onderdak.

Behoeften
Primaire behoeften
(basisbehoeften)

Normale behoeften 
Luxe behoeften
(luxe goederen)

Secundaire behoeften: 
Alle andere behoeften als aan de primaire behoeften is voldaan.
Luxe goederen: 
Producten waarmee je kunt voorzien in de behoefte aan erkenning, waardering en het je onderscheiden van anderen.
Secundaire behoeften
(overige behoeften)

Slide 5 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen

Slide 6 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

           Aan de slag
Maak opgaven 1 en 2 op pagina 12.

Slide 7 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen
Leerdoelen § 1: jouw financiën
2. Je kent de begrippen middelen en schaarste en je kan het verband tussen deze                     begrippen uitleggen.

Slide 8 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.1 Behoeften en middelen
Om in je behoeften te vooorzien heb je middelen nodig.


Middelen:
Geld en tijd.

Slide 9 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
Om in je behoeften te vooorzien heb je middelen nodig.

Een mens heeft heel veel behoeften (genoeg is nooit genoeg.......),
maar nooit voldoende middelen om in al die behoeften te voorzien.
Dat heeft in de economie schaarste.


Middelen:
Geld en tijd.

Schaarste:
Als je behoeften groter zijn dan je middelen.

Slide 10 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
Om in je behoeften te vooorzien heb je middelen nodig.

Een mens heeft heel veel behoeften (genoeg is nooit genoeg.......),
maar nooit voldoende middelen om in al die behoeften te voorzien.
Dat heeft in de economie schaarste.

Schaarste ontstaat dus omdat je niet genoeg middelen hebt om in al je behoeften te voorzien. En daarom moeten mensen kiezen (het liefst slim!).
Wat koop je wel en wat doe je niet.
Middelen:
Geld en tijd.

Schaarste:
Als je behoeften groter zijn dan je middelen.

Slide 11 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
In de economie is schaarste niet hetzelfde als zeldzaam.
Brood is bijvoorbeeld niet zeldzaam maar wel schaars.
Een schaars goed wil zeggen dat het er niet vanzelf is.
Iemand moet (productie)middelen gebruiken om iets te
maken.


Schaarse goederen:
Goederen waar je middelen voor moet opofferen.

Slide 12 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
In de economie is schaarste niet hetzelfde als zeldzaam.
Brood is bijvoorbeeld niet zeldzaam maar wel schaars.
Een schaars goed wil zeggen dat het er niet vanzelf is.
Iemand moet (productie)middelen gebruiken om iets te
maken.

Er bestaan ook vrije goederen. Hiervoor hoef je geen 
(productie)middelen in te zetten om het te maken (het 
is er gewoon).

Schaarse goederen:
Goederen waar je middelen voor moet opofferen.
Vrije goederen:
Zeewater, zonlicht en wind zijn vrij verkrijgbaar, hiervoor hoef je geen middelen in te zetten.

Slide 13 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

           Aan de slag
Maak opgaven 4 en 5 op pagina 14.

Slide 14 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen
Leerdoelen § 1: jouw financiën
3. Je weet op welke manier mensen in behoeften kunnen voorzien.

Slide 15 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.1 Behoeften en middelen
Consumenten kopen van producten om in hun behoeften
te voorzien. Dat heet consumeren.
Consumeren:
Kopen van goederen en diensten door een persoon om behoeften te vervullen.

Consumeren

Slide 16 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
Consumenten kopen van producten om in hun behoeften
te voorzien. Dat heet consumeren.
Consumeren:
Kopen van goederen en diensten door een persoon om behoeften te vervullen.

Consumeren
Diensten

Diensten:
Activiteiten waarmee je in iemands behoefte voorziet.

Slide 17 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
Consumenten kopen van producten om in hun behoeften
te voorzien. Dat heet consumeren.
Consumeren:
Kopen van goederen en diensten door een persoon om behoeften te vervullen.

Consumeren
Diensten

Diensten:
Activiteiten waarmee je in iemands behoefte voorziet.
Goederen:
Tastbare producten.
Goederen

Slide 18 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
Consumenten kopen van producten om in hun behoeften
te voorzien. Dat heet consumeren.
Consumeren:
Kopen van goederen en diensten door een persoon om behoeften te vervullen.

Consumeren
Diensten

Gebuiksgoederen
(vaker te gebruiken) 
Verbruiksgoederen
(één keer te gebruiken)

Diensten:
Activiteiten waarmee je in iemands behoefte voorziet.
Goederen:
Tastbare producten.
Goederen

Slide 19 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

           Aan de slag
maak opgave 7 op pagina 15.

Slide 20 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen
Leerdoelen § 1: jouw financiën
4. Je kunt uitleggen hoe middelen op meerdere manieren kunnen worden ingezet.

Slide 21 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.1 Behoeften en middelen
Omdat je middelen beperkt zijn, moet je kiezen hoe je ze 
inzet. Je kan dat dus op verschillende manieren doen. Dat
heet in de economie 'alternatief aanwendbaar'.


Alternatief aanwendbaar:
De mogelijkheid hebben om een middel voor verschillende dingen in te zetten.

Slide 22 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1 Behoeften en middelen
Omdat je middelen beperkt zijn, moet je kiezen hoe je ze 
inzet. Je kan dat dus op verschillende manieren doen. Dat
heet in de economie 'alternatief aanwendbaar'.

Als je ervoor kiest om iets zelf te maken of te repareren dan
doe je aan zelfvoorziening.
Alternatief aanwendbaar:
De mogelijkheid hebben om een middel voor verschillende dingen in te zetten.
Zelfvoorziening:
het zelf kunnen voorzien in de eigen behoeften aan goederen en diensten, zonder afhankelijk te zijn van anderen.

Slide 23 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

           Aan de slag
maak opgave 11 op pagina 17.

Slide 24 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. De docent start met modelleren en laat leerlingen vervolgens actief inoefenen. Volgens het 'ik-wij-jullie/jij-wij' principe wordt de ondersteuning geleidelijk afgebouwd. Er wordt gevarieerd in oefentypes en het leerproces wordt zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld met hardop denken opdrachten. Effectieve leerstrategieën zoals zelftesten, gespreid leren, schema’s maken, en samenvatten volgens de Cornell-methode worden expliciet aangeleerd. Dit herkneden van de lesstof helpt bij het bewerken van het lange termijn geheugen