H2N + A2X + A2W Week 24

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Lesefertigkeit üben 
- Je kunt een tekst op A2-niveau begrijpen. 
- Je leert 6 nieuwe ´Falsche Freunde´.
Woche 24
- Buch (zu)
- Chromebook 
- Kugelschreiber (pen)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Planung
Ziele
Check
Lesefertigkeit üben 
- Je kunt een tekst op A2-niveau begrijpen. 
- Je leert 6 nieuwe ´Falsche Freunde´.
Woche 24
- Buch (zu)
- Chromebook 
- Kugelschreiber (pen)

Slide 1 - Slide

Nur sonntags habe ich frei
Kaja, 12, ist Turnerin und hat ein großes Ziel:
Sie will bei den ‚Olympischen Spielen‘
antreten. Dafür trainiert sie sehr viel.
Worum geht es im Text?

Slide 2 - Mind map

Falsche Freunde
1. Voeg de ´Falsche Freunde´ toe aan jouw eigen document. 
2. Zoek de ´Falsche Freunde´ in de tekst en markeer en vertaal ze. 
3. Klaar: Zoek signaalwoorden in de tekst en vertaal en markeer ze met een andere kleur. 

 
Ziel = doel
schon = al
versucht = probeert / geprobeerd
wie = hoe / (zo)als
klappen = lukken
klappt = lukt
klar = duidelijk 
leider = helaas
abschneidet = van af brengen

Slide 3 - Slide

Lesefertigkeit üben
Was: Text lesen und Fragen beantworten
Wer: allein, still
Hilfe: Wörterbuch (nur aus Papier) / Signalwörter WRTS / Falsche Freunde
Fertig: zusammen besprechen
Früher Fertig: Classroom: Bist du fertig?
Zeit: 




timer
10:00
Vraag 1
Wat wordt duidelijk in alinea 1?
A. Kaja heeft buitenshuis geen goede trainingsmogelijkheden. 
B. Hond Lotte stoort Kaja vaak bij haar turntraining. 
C. Kaja & Mirja worden binnenkort concurrenten. 
D. Turnen speelt een grote rol bij Kaja thuis. 
Vraag 2
“… und deshalb ziemlich dehnbar.” (eerste zin van alinea 1)
Welke zin in dezelfde alinea geeft hiervan een voorbeeld?
Schrijf de eerste twee woorden van die zin in het Duits over. 
Vraag 3
Wat vertelt Kaja over haar Balletles? (alinea 2)
A. Ballet is goed voor de uitvoering van haar turnoefeningen. 
B. Ballet is leuk om te doen, net als turnen. 
C. Balletoefeningen zijn naast de apparaten een leuke afwisseling. 
D. Bij ballet wordt conditie en concentratie getraind. 

Vraag 4
„Sonntags habe ich frei.” (Alinea 2)
Wat bedoelt Kaja hiermee?
A. Dan doet ze niets aan turnen. 
B. Dan gaat ze niet naar school. 
C. Dan doet ze alleen leuke dingen. 
D. Dan staat er niets op haar programma. 
Vraag 5
Wat kun je opmaken uit alinea 3?
A. Kaja geeft niet snel op. 
B. Kaja heeft vaak ruzie met haar klasgenoten.
C. Kaja motiveert andere meisjes om te bewegen. 
D. Kaja kent geen gevaar. 
Vraag 6
Geef van elke bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de
inhoud van alinea 4.
1 Kaja vindt het weleens jammer dat ze moet turnen.
2 Kaja heeft het erg naar haar zin in haar trainingsgroep.
3 Emilia turnt al net zo lang als Kaja.
4 Tijdens wedstrijden heeft Kaja vooral contact met haar trainer. 

Slide 4 - Slide

Lesefertigkeit üben
Was: Oefentoets Kapitel 6 + 7, nur das Leseteil 
Wer: allein
Wie: still
Hilfe: Wörterbuch (nur aus Papier)
Fertig: Falsche Freunde in Dokument schreiben  + WRTS - Signaalwoorden lernen
Zeit: 






timer
30:00

Slide 5 - Slide

Welche Falsche Freunde hast du im Text gefunden?
Beantworte die Frage auf Deutsch und auf Niederländisch.

Slide 6 - Mind map

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Woche 24
- Buch (zu)
- Chromebook 
- Kugelschreiber (pen)
Planung
Ziele
Check
Grammatik 
- wiederholen
- erklären
- üben 
- Je weet hoe lidwoorden veranderen als ze in de vierde naamval staan. 
- Je weet welke woorden tot de der-groep en tot de ein-groep behoren. 
- Je weet hoe deze woorden veranderen als ze in de vierde naamval staan. 
- Je kunt de eerste en vierde naamval bij de der-groep en de ein-groep toepassen. 

Slide 7 - Slide

Grammatik wiederholen
Was: Erkläre die drei Tabellen für die Klasse
Wer: zu Zweit 
Wie: auf Niederländisch
Vorbereitungszeit: eine Minute

Der-groep
der, die, das, den...
de / het
dies-
deze/ dit
all-
alle(s) / iedereen
jed-
elk(e) / iedere
solch-
zulke
welch-
welk(e)
M
V
O
MV
1e naamval

der
+er
die
+e
das
+es
die
+e
4e naamval
den
+en
die
+e
das
+es
die
+e
Voorzetsels 4e naamval
durch, für, gegen, ohne, um, bis

Slide 8 - Slide

Ich habe _____ Lehrerin(v) gesehen.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 9 - Quiz

Ich habe _____ Lehrer (m) gesehen.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 10 - Quiz

_______ Bücher (mv) brauchen wir?
A
Welcher
B
Welche
C
Welches
D
Welchen

Slide 11 - Quiz

Wir brauchen ______ Buch (o).
A
dieser
B
diese
C
dieses
D
diesen

Slide 12 - Quiz

_____ Mann (m) kauft neue Schuhe.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 13 - Quiz

Ich habe _______ Wettkampf(m) gesehen.
A
jeder
B
jede
C
jedes
D
jeden

Slide 14 - Quiz

Grammatik erklären
Ein-groep
ein-
een
kein- 
geen
mein- 
mijn
dein- 
jouw
sein- 
zijn
ihr- 
haar
unser-
ons, onze
eur- 
jullie
ihr-
hun
Ihr-
uw
M
V
O
MV
1e naamval

ein
X
eine
+e
ein
X
keine
+e
4e naamval
einen
+en
eine
+e
ein
X
keine
+e
Aufgabe 16, Seite 59

Slide 15 - Slide

Stappenplan:
Stap 1:
Gaat het om de der-groep? Kies schema A.
Gaat het om de ein-groep? Kies schema B.
Stap 2: 
Kijk in de zin of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is. 
Stap 3:
a. Vrouwelijk, onzijdig of meervoud: Vertaal het woord en plak de uitgang erachter. 
b. Mannelijk: Staat er een voorzetsel van de 4e naamval in de zin?
  • Ja: Vertaal het woord en plak de uitgang van de 4e naamval, mannelijk achter het woord. 
  • Nee: Pas de HIJ/HEM-regel toe / ontleed de zin. 
  1. Hij (onderwerp / 1e naamval): Vertaal het woord en plak de uitgang van de 1e naamval, mannelijk achter het woord. 
  2. Hem (lijdend voorwerp/ 4e naamval): Vertaal het woord en plak de uitgang van de 4e naamval, mannelijk achter het woord. 


Ein-groep
Schema B
Der-groep
Schema A
Voorzetsels van de 4e naamval

Slide 16 - Slide

Grammatik üben
Was: Online Übungen machen
Wer: zu Zweit 
Wie: flüsterend
Hilfe: Stappenplan letztes Dia
Fertig: Score in LessonUp einfüllen


Aufgabe 1: http://hotpot.klascement.net/aanbod/TODOpollefoort.peter/kas-na03.htm
Aufgabe 2: http://hotpot.klascement.net/aanbod/TODOpollefoort.peter/kas-na04.htm

Slide 17 - Slide

Score Aufgabe 1
0100

Slide 18 - Poll

Score Aufgabe 2
0100

Slide 19 - Poll

Auf deinem Tisch liegt...
Op jouw tafel ligt...
- das Buch (zu)
- ein Kugelschreiber (pen)
- das Chromebook (zu)
Haben wir die Ziele erreicht?
Planung
Ziele
Check
Grammatik 
- wiederholen
- erklären
- üben 
- Je weet hoe lidwoorden veranderen als ze in de vierde naamval staan. 
- Je weet welke woorden tot de der-groep en tot de ein-groep behoren. 
- Je weet hoe deze woorden veranderen als ze in de vierde naamval staan. 
- Je kunt de eerste en vierde naamval bij de der-groep en de ein-groep toepassen. 

Slide 20 - Slide

Welche Wörter gehören zur der-Gruppe?
Beantworte die Frage auf Deutsch und Niederländisch.

Slide 21 - Mind map

Welche Wörter gehören zur ein-Gruppe?
Beantworte die Frage auf Deutsch und Niederländisch.

Slide 22 - Mind map