WP 2 + 6, les 3

1 / 25
next
Slide 1: Slide
Communicatie werkproces 6MBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat voor soort ruis kennen we tijdens de communicatie?

Slide 3 - Open question

interne en externe ruis

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

wat weet je over vragen stellen?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

Open vragen geven iemand alle ruimte om uitgebreide antwoorden te geven. Je stelt open vragen als je wilt dat iemand uit zichzelf meer vertelt.
Gesloten vragen nodigen niet uit tot het geven van uitgebreide antwoorden. Deze vragen stel je als een eenvoudig ‘ja’ of ‘nee’ of een kort antwoord van de ander voldoende is om de informatie te krijgen die je graag wilt hebben.
Wat zijn open vragen?
A
Vragen die met ja of nee beantwoord kunnen worden.
B
Beginnen vaak met wat, waarom, wie, welke of wanneer.
C
Zijn bedoeld als openingszin.
D
Geven beperkt ruimte om te antwoorden

Slide 7 - Quiz

Open vragen geven iemand alle ruimte om uitgebreide antwoorden te geven. Je stelt open vragen als je wilt dat iemand uit zichzelf meer vertelt.
Met open vragen nodig je de zorgvrager uit om een uitgebreid antwoord te geven. De zorgvrager kan niet alleen met ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. De meeste mensen ervaren het stellen van open vragen als een blijk van echte interesse.
Je kunt een open vraag eventueel vooraf laten gaan of laten volgen door: ‘Vertel eens?’ Als antwoord op deze vragen kan de zorgvrager zijn verhaal kwijt. Het risico is wel dat je soms erg lange verhalen te horen krijgt.
Gesloten vragen worden gebruikt om...
A
te checken of iets klopt.
B
meer informatie te krijgen.
C
kunnen niet worden beantwoord met ja of nee

Slide 8 - Quiz

Gesloten vragen nodigen niet uit tot het geven van uitgebreide antwoorden. Deze vragen stel je als een eenvoudig ‘ja’ of ‘nee’ of een kort antwoord van de ander voldoende is om de informatie te krijgen die je graag wilt hebben.
schrijf eens een open vraag op?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Doorvragen is...
A
om te reflecteren op een situatie
B
om iemand te sturen in zijn/haar antwoord
C
altijd met ja of nee te beantwoorden.
D
om helder te krijgen wat iemand bedoeld

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Vind jij het onbeleefd om door te vragen over iemands emoties?
A
JA
B
NEE

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

wat is een suggestieve vraag?

Slide 14 - Open question

Je stelt suggestieve vragen als je een vooronderstelling hebt over het antwoord. De ander wordt door de vraag in een bepaalde richting gestuurd. Je geeft in de vraag zelf namelijk al een suggestie.
Suggestieve vragen zijn vaak niet prettig voor de zorgvrager. De vraag kan irritatie oproepen.
volgende video
Schrijf op wat niet goed gaat in deze video

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Wat is een suggestieve vraag?
 Wanneer je een suggestieve vraag stelt, dan doe je al een suggestie voor een antwoord. 

  • Er zit een soort van vooringenomenheid in. 
  • In het ergste geval mis je daarmee de boot nogal. 
  • Bovendien druk je heel erg naar een ja of een nee. 
  • Daarmee verdwijnt de openheid uit het gesprek. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden suggestieve vragen
  • Hebt u lekker geslapen?
  • Smaakte het eten goed?
  • Het valt niet mee hé?
  • Gaat het?
  • Jij drinkt zeker geen alcohol hè?
  • O ja natuurlijk, jij mag je vanuit jouw geloof niet laten vaccineren, dat klopt toch?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

Om te concretiseren verwijs je naar de uiting van de zorgvrager waarover je duidelijkheid wilt hebben. Deze uiting kan verbaal of non-verbaal zijn. Zo dwing je jezelf ertoe om uit te gaan van daadwerkelijke uitingen van een persoon.
kan je bij non verbale uitingen ook concretiseren?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Om te concretiseren verwijs je naar de uiting van de zorgvrager waarover je duidelijkheid wilt hebben. Deze uiting kan verbaal of non-verbaal zijn. Zo dwing je jezelf ertoe om uit te gaan van daadwerkelijke uitingen van een persoon.
Wat is parafraseren?
A
Een conclusie trekken uit wat iemand heeft gezegd
B
In eigen woorden vertellen wat een ander heeft gezegd
C
Iemand een wedervraag stellen
D
Het corrigeren van een uitspraak.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Oefenen
  • Nieuwe zorgvragers wil je graag goed leren kennen. Daarom stel je vragen. Dit kun je oefenen door elkaar te interviewen, omdat je bij een interview veel vragen stelt.
  • Interview elkaar in tweetallen met een observant. Probeer zo veel mogelijk informatie te achterhalen.
  • Bepaal wie het interview afneemt, wie geïnterviewd wordt  en wie gaat observeren
  • Het onderwerp is "Motivatie", één van de LOB-opdrachten voor deze periode. Je krijgt een lijst met vragen maar je moet ze nog wel ombouwen naar een  vraag. 
  • Stel niet te veel gesloten en suggestieve vragen. Stel juist open vragen en vraag door.
  • Het interview duurt ongeveer 3  minuten. Na afloop draai je de rollen om. Degene die observeert, maakt de interviewer erop attent (tijdens het interview) als hij:
te weinig open vragen stelt;
te weinig doorvraagt;
te veel suggestieve vragen stelt;
gesloten vragen stelt.



Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Terugkoppeling

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions